Keuzes maken

27 juni 2008, column Bert van den Braak

Iedereen moet voortdurend keuzes maken. Zal ik eens uitkijken naar een andere baan, moet ik niet eens overstappen op digitale televisie, zal ik naar huis gaan of toch nog een pilsje drinken, wat is de beste school voor mijn kinderen, moet ik overstappen naar een andere zorgverzekeraar, zal ik nu toch maar eens die studie gaan volgen?

Sommige keuzes zijn onvermijdelijk: je kunt wel zelf bepalen wanneer je je belastingformulier invult, maar niet dat je dat uiteindelijk moet doen. Bij keuzes is er soms sprake van een zeker risico: je kunt de verkeerde keuze maken. Dat kan vaak weinig kwaad, is soms wel eens lastig, maar kan ook tamelijk rampzalig zijn. Als je besluit een lening af te sluiten en je blijkt na een jaar ernstig in de financiële problemen te komen, heb je toch een probleem.

We nemen in het persoonlijke leven soms belangrijke beslissingen, maar besluiten over hoe ons land wordt ingericht, welke regels er gelden, waar onze belastingcenten aan worden besteed etc. worden gelukkig namens ons door anderen genomen. Die anderen (volksvertegenwoordigers) zijn gespecialiseerd in het nemen van moeilijke besluiten. Het verlost ons van de last zelf die keuzes te moeten maken. We moeten wel om de paar jaar onze beste vertegenwoordigers kiezen.

Om het wat overzichtelijker te maken, kun je stemmen op partijen (en personen) die zich over allerlei zaken uitspreken. Dan nog is het maken van een keuze complex. Programma's zijn immers veelomvattend (maar ja, de samenleving is nu eenmaal complex). Partij A spreekt aan omdat die voor kleinere inkomensverschillen is, maar heeft weinig belangstelling voor het milieu. Partij B hecht juist wel belang aan het milieu, maar is tegen strengere straffen. Partij C is voor 'zero tolerance', maar wil juist grotere inkomensverschillen. Gelukkig zijn kiezers ook zonder die programma's echt te bestuderen in het algemeen goed in staat hun keuze te bepalen. Zij kunnen voor een belangrijk deel afgaan op het beeld dat ze van partijen (en hun leiders) hebben en het daarop gebaseerde vertrouwen.

Hoe vervolgens de uitgebrachte stemmen tot een zetelverdeling moeten leiden, is een volgend probleem. In Nederland is er een directe relatie tussen stemmental en aantal zetels. In het Verenigd Koninkrijk kun je met circa dertig procent van de stemmen de absolute meerderheid in het Lagerhuis halen (en met twintig procent van de stemmen slechts tien procent van de zetels). Er kan ook worden gekozen voor een stelsel waarbij kiezers niet alleen iemand kiezen, maar ook de overige kandidaten rangschikken. Dit stelsel kennen de Ieren.

Welk stelsel het beste is, is de vraag (ik zou zeggen: ons kiesstelsel). Afgaande op het Ierse 'nee' tegen het Verdrag van Lissabon blijkt het echter onjuist te zijn dat er een relatie is tussen het kiesstelsel en de 'kloof' tussen kiezers en gekozenen. Feitelijk is zo'n 'kloof' bij ieder kiesstelsel onvermijdelijk. Een goed geïnformeerde volksvertegenwoordiger maakt nu eenmaal andere afwegingen dan 'the man in het street'.

Hoe het ook zij: op welke wijze een parlement ook wordt gekozen, uiteindelijk zijn het onze vertegenwoordigers die namens ons keuzes maken. Dat houdt een zeker risico in, want onmiskenbaar worden soms de verkeerde keuzes gemaakt. Gelet op de groei van onze welvaart in de afgelopen vijftig jaar en op de toegenomen stabiliteit, doen onze volksvertegenwoordigers het overall echter niet zo slecht. Het is zeer de vraag of 'wij' het beter zouden doen. Het zou ons in ieder geval erg veel tijd en moeite kosten.

Er zijn mensen die vinden dat wij toch over ingewikkelde vraagstukken zelf een besluit moeten kunnen nemen. Voorzover zijzelf in staat zijn zich een afgewogen oordeel te vormen, zou daar nog wel iets voor te zeggen zijn. De werkelijkheid is echter dat de meeste mensen daartoe helemaal niet in staat zijn, noch daar zin in hebben. Omdat ze niet exact weten waarover het gaat, omdat de consequenties niet kunnen worden overzien, of omdat het onderwerp ze niet interesseert. Velen haken af en versimpelingen liggen op de loer. 'Ja' of 'nee' zeggen tegen een complex verdrag is erg moeilijk; 'ja' of 'nee' tegen aantasting van de eigen wetgeving, tegen verplichte deelname aan een buitenlands leger of tegen hogere belastingen, is veel eenvoudiger. Dat die vraagstukken niet aan de orde zijn, doet er dan niet toe.

Het voorleggen van ingewikkelde vraagstukken aan alle burgers lijkt uiterst democratisch, maar in feite laten we de keuze dan over aan de verkeerde personen. Het zijn vooral beter opgeleiden, die vinden dat iedereen zich vaker moet kunnen uitspreken. Zij gaan er daarbij echter aan voorbij dat zij wellicht tot een verantwoorde keuze kunnen komen, maar heel veel anderen niet. Laten wij die 'anderen' daar dan ook niet mee lastig vallen.



Andere recente columns