Titel IX - Het lidmaatschap van de Unie

Inhoudsopgave van deze pagina:


I-57: De criteria om in aanmerking te komen en procedure voor toetreding tot de Unie

  • 1. 
    De Unie staat open voor alle Europese staten die de in artikel I-2 bedoelde waarden eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze gezamenlijk te bevorderen.
  • 2. 
    Iedere Europese staat die lid wenst te worden van de Unie, richt daartoe een verzoek tot de Raad. Het Europees Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na de Europese Commissie te hebben geraadpleegd en na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van stemmen van zijn leden. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating vormen het voorwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord wordt door alle overeenkomstsluitende staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan bekrachtiging onderworpen.
 

I-58: Schorsing van de lidmaatschapsrechten van de Unie

  • 1. 
    De Raad kan op een met redenen omkleed initiatief van eenderde van de lidstaten of van het Europees Parlement, of op voorstel van de Europese Commissie bij Europees besluit constateren dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige inbreuk door een lidstaat op de in artikel I-2 genoemde waarden. De Raad besluit met een meerderheid van viervijfde van zijn leden, na goedkeuring door het Europees Parlement.

    Alvorens de in de eerste alinea bedoelde constatering te doen, hoort de Raad de betrokken lidstaat en kan hij die lidstaat volgens dezelfde procedure aanbevelingen doen.

    De Raad gaat regelmatig na of de redenen voor zijn constatering nog bestaan.

  • 2. 
    De Europese Raad op initiatief van eenderde van de lidstaten of op voorstel van de Commissie bij Europees besluit een ernstige en voortdurende inbreuk door een lidstaat op de in artikel I-2 genoemde waarden constateren, na die lidstaat om opmerkingen terzake te hebben verzocht. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.
  • 3. 
    Wanneer de in lid 2 bedoelde constatering is gedaan, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een Europees besluit vaststellen tot schorsing van bepaalde rechten die uit de toepassing van de Grondwet op de betrokken lidstaat voortvloeien, met inbegrip van de stemrechten van het lid van de Raad dat deze lidstaat vertegenwoordigt. De Raad houdt daarbij rekening met de mogelijke gevolgen van een dergelijke schorsing voor de rechten en verplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen.

    Deze lidstaat blijft in ieder geval gebonden door de verplichtingen die uit hoofde van de Grondwet op hem rusten.

  • 4. 
    De Raad kan naderhand bij Europees besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de krachtens lid 3 vastgestelde maatregelen wijzigen of intrekken naar aanleiding van veranderingen in de toestand die tot het opleggen van de maatregelen heeft geleid.
  • 5. 
    Voor de toepassing van dit artikel neemt het lid van de Europese Raad of van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt, niet deel aan de stemming, en de betrokken lidstaat wordt niet in aanmerking genomen bij de berekening van het in de leden 1 en 2 voorgeschreven derde of viervijfde deel van de lidstaten. Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het vaststellen van de in lid 2 bedoelde Europese besluiten.

Voor de vaststelling van de in de leden 3 en 4 bedoelde Europese besluiten wordt een gekwalificeerde meerderheid gevormd door ten minste 72% van de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten in de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van die staten.[*]

Indien de Raad, ten vervolge op een overeenkomstig lid 3 vastgesteld besluit tot opschorting van de stemrechten, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit op basis van een van de bepalingen van de Grondwet, wordt deze gekwalificeerde meerderheid gevormd hetzij als in de tweede alinea is bepaald, hetzij, indien de Raad besluit op voorstel van de Commissie, door ten minste 55% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van die staten. In dat laatste geval dient een blokkerende minderheid ten minste te bestaan uit het minimumaantal leden van de Raad dat meer dan 35% van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigt plus één; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen.[*]

  • 6. 
    Voor de toepassing van dit artikel besluit het Europees Parlement met een meerderheid van tweederde der uitgebrachte stemmen welke tevens de meerderheid van zijn leden vertegenwoordigt.

 

I-59: Vrijwillige terugtrekking uit de Unie

  • 1. 
    Iedere lidstaat kan overeenkomstig zijn grondwettelijke regels besluiten zich uit de Europese Unie terug te trekken.
  • 2. 
    De lidstaat die besluit zich terug te trekken, geeft kennis van zijn voornemen aan de Europese Raad. In het licht van de richtsnoeren van de Europese Raad sluit de Unie met deze staat een overeenkomst over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie. Over deze overeenkomst wordt overeenkomstig artikel III-227, lid 3, onderhandeld. De overeenkomst wordt door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen gesloten, na goedkeuring door het Europees Parlement.
  • 3. 
    De Grondwet is niet meer op de betrokken staat van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de terugtrekkingsovereenkomst of, bij gebreke daarvan, twee jaar na de in lid 2 bedoelde kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit.

3 bis. Voor de toepassing van de leden 2 en 3 nemen het lid van de Europese Raad en het lid van de Raad die de zich terugtrekkende lidstaat vertegenwoordigen, niet deel aan de beraadslagingen of aan de Europese besluiten van de Europese Raad en van de Raad die hem betreffen.

De gekwalificeerde meerderheid wordt gevormd door ten minste 72% van de vertegenwoordigers van de aan de stemming deelnemende lidstaten in de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van die staten. [*]

  • 4. 
    Indien een lidstaat die zich uit de Unie heeft teruggetrokken, opnieuw om het lidmaatschap verzoekt, is op zijn verzoek de procedure van artikel I-57 van toepassing.