Wijze van stemmen in Tweede Kamer

De Tweede Kamer neemt besluiten door na discussie over een onderwerp te stemmen. Bij het stemmen velt iedere volksvertegenwoordiger op basis van eigen inzicht en overtuiging een oordeel. Wel bepalen fracties als regel een lijn over de vraag of zij voor of tegen stemmen. Dat heet fractiediscipline.

Er zijn verschillende methode om te stemmen en er is een verschil tussen stemmen over bijvoorbeeld wetsvoorstellen, moties etc. en stemmen over personen.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Verloop van stemmingen

De volgorde bij stemmingen over een wetsvoorstel in de Tweede Kamer is:

  • 1. 
    amendementen
  • 2. 
    onderdelen
  • 3. 
    beweegredenen
  • 4. 
    wetsvoorstel/ uitstel eindstemming/ tweede lezing/ aanbrengen van verbeteringen

2.

Manieren van stemmen

Er zijn verschillende manieren waarop een stemming in de Tweede Kamer kan plaatsvinden. Zo kan er bij handopsteken per fractie, hoofdelijk of schriftelijk gestemd worden. Besluiten kunnen echter ook zonder stemming worden genomen. Dit wordt ook wel een hamerstuk genoemd.

Na de stemming kan een kamerlid een stemverklaring afleggen van maximaal twee minuten.

3.

Bij hand opsteken per fractie

In een stemming bij hand opsteken wordt gekeken welke fracties vóór of tegen zijn, en aan de hand daarvan bepaalt de voorzitter de uitslag. Is de uitkomst daarvan onduidelijk dan kan alsnog tot een hoofdelijke stemming worden overgegaan.

4.

Hoofdelijk

Bij een hoofdelijke stemming leest een plaatsvervangend griffier de namen van alle aanwezige leden op, waarbij ieder lid op het moment dat zijn of haar naam klinkt 'voor' of 'tegen' zegt. Als een lid zich vergist, kan de vergissing alleen worden hersteld voordat de volgende naam is afgeroepen. Als het lid de vergissing te laat bemerkt, kan dit na afloop van de stemming wel worden vastgelegd, zonder dat het de uitslag beïnvloedt. Dit geldt ook voor het zeldzame geval dat een hele fractie zich blijkt te hebben vergist.

Als alle 150 leden aanwezig zijn en er net zoveel voor- als tegenstanders zijn ('de stemmen staken'), is het voorstel verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan volgt in de eerstvolgende vergadering een herstemming. Staken de stemmen opnieuw dan is het voorstel alsnog verworpen.

Er wordt hoofdelijk gestemd als één lid daarom vraagt. Dat kan zijn vanwege het gewicht van het voorstel waarover wordt gestemd of om daarmee politieke tegenstellingen beter zichtbaar te maken. Verder kan de uitslag van een stemming bij handopsteken onduidelijk zijn.

5.

Schriftelijk

Stemmingen over personen (benoemingen, voordrachten, keuzen) worden schriftelijk gedaan.

De aanwezige leden vullen de naam van een kandidaat in op een briefje en deponeren dat in een stembus waarmee een bode rondgaat. Een ad hoc-commissie van vier leden telt de uitgebrachte stemmen, en meldt de uitslag aan de Kamervoorzitter.

Eventueel vinden meerdere stemmingen plaats als iemand niet direct de vereiste meerderheid heeft gekregen.

6.

Zonder stemming

De Kamer kan ook op voorstel van de Kamervoorzitter zonder stemming een besluit nemen, als geen enkel lid om stemming vraagt. Leden kunnen in dat geval nog wel laten aantekenen dat zij geacht willen worden tegen te hebben gestemd.

7.

Hamerstuk

Voorstellen die zonder beraadslaging worden afgehandeld heten hamerstuk. Als regel handelt de Tweede Kamer op donderdag aan het begin van de vergadering de hamerstukken af. Het gaat meestal om wetsvoorstellen waarover in de schriftelijke voorbereiding geen opmerkingen zijn gemaakt.

8.

Zonder Last

Leden zweren of beloven dat zij geen geld zullen aannemen om hun stemgedrag te laten beïnvloeden. In artikel 67, lid 3 van de Grondwet staat namelijk dat Kamerleden stemmen zonder last. Dat betekent dat volksvertegenwoordigers zich niet mogen laten beïnvloeden om voor of tegen een voorstel te stemmen: formeel hebben zij dus een onafhankelijke positie. Uiteraard mogen Kamerleden wel het oordeel van anderen (bijvoorbeeld van de eigen partij of van een maatschappelijke organisatie) laten meewegen in hun besluit.

De onafhankelijkheid wordt verder versterkt door artikel 71 van de Grondwet, waarin bepaald wordt dat Tweede Kamerleden niet kunnen worden vervolgd of voor de rechter kunnen worden aangesproken voor wat zij in vergaderingen van de Staten-Generaal hebben gezegd of in commissieverband hebben gezegd of geschreven.

Het verouderde begrip 'zonder last of ruggespraak' dat tot 1983 in de Grondwet stond, kwam daar in 1815 in. Daarmee werd aangegeven dat, anders dan vóór 1795 (ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden), de Kamerleden niet langer afgevaardigden van de provincies waren, en dus ook niet meer in opdracht van de provincies stemden. Tot dat moment waren volksvertegenwoordigers namelijk genoodzaakt om bij elk te nemen besluit te overleggen met hun provinciale achterban.


Meer over