Periode 1872-1888: kiesrecht- en schoolstrijd

Twee onderwerpen staan in deze periode centraal. Het eerste betreft de vraag welke burgers, naast de belastingbetalers, het kiesrecht moeten krijgen. Het tweede is de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Katholieken en Antirevolutionairen willen dat de overheid ook bijzondere scholen gaan subsidiëren; de Liberalen zijn daar tegen.

In de Tweede Kamer - en ook binnen de grootste politieke groep daarin, de liberalen - is over deze kwesties veel verdeeldheid, waardoor het moelijk is stabiele kabinetten te vormen. Veelvuldig komen kabinetscrises voor. Ondanks een grote liberale meerderheid in het parlement valt het liberale kabinet-Kappeyne van de Coppello al na twee jaar door een intern conflict. Daarna treden gematigd conservatieve kabinetten op.

Het kabinet-Heemskerk weet in 1887 door een Grondwetsherziening een voorlopige oplossing voor het kiesrecht te bereiken: er komt geen algemeen mannenkiesrecht, maar het kiesrecht zal wel geleidelijk worden uitgebreid. Tevens wordt uitgesproken dat de Grondwet subsidiëring van het bijzonder onderwijs niet verbiedt.

1.

Kabinetten

Kabinet-De Vries/Fransen van de Putte (1872-1874)

Dit was het derde liberale kabinet op rij, ditmaal onder leiding van een leerling van Thorbecke, De Vries. Het kabinet poogde te komen tot uitbreiding van het kiesrecht, maar slaagde daar niet in. Een voorstel tot afschaffing van de plaatsvervanging bij het leger haalde het evenmin. Artikel 1 van het wetsvoorstel dat dit regelde werd op 30 juni 1873 met 43 tegen 25 stemmen verworpen. Ook een wetsvoorstel over de rechterlijke organisatie werd, in mei 1873, verworpen.

Kabinet-Heemskerk/Van Lynden van Sandenburg (1874-1877)

Na drie liberale kabinetten, die voor enkele belangrijke wetsvoorstellen geen meerderheid hadden kunnen krijgen, trad een overwegend conservatief minderheidskabinet op. Kabinetsleiders waren de conservatieve voorman Heemskerk en de meer antirevolutionaire Baron Van Lynden van Sandenburg. In het kabinet zat ook een conservatieve katholiek, Van der Does de Willebois. Het kabinet leidde een wankel bestaan, al waren er enkele successen.

Kabinet-Kappeyne van de Coppello (1877-1879)

De kern van dit liberale kabinet werd gevormd door de leiding van de vooruitstrevende liberale Kamerclub, met aan het hoofd Kappeyne van de Coppello. Ook de ministers Smidt, Tak van Poortvliet en De Roo van Alderwerelt behoorden daartoe. Met name minister Gleichman van Financiën was echter veel behoudender. Die innerlijke tegenstelling leidde al binnen twee jaar tot de val van het kabinet.

Kabinet-Van Lynden van Sandenburg (1879-1883)

Dit gemengd conservatief-liberale kabinet, ook wel fusiekabinet genoemd, had een wankele basis in de Tweede Kamer. Daarom zag het voorlopig af van voorstellen op het gebied van het onderwijs en het kiesrecht. Leider was C.Th. baron van Lynden van Sandenburg, een conservatief/antirevolutionair oud-Kamerlid en oud-minister, die nauwe banden had met het koningshuis.

Kabinet-Heemskerk Azn. (1883-1888)

Dit conservatief-liberale kabinet wist in 1887 een grondwetsherziening tot stand te brengen, die leidde tot kiesrechtuitbreiding en de weg opende voor het oplossen van de onderwijskwestie en de legerorganisatie. Op andere gebieden, met name op financieel terrein, kon het kabinet niet veel bereiken. Behalve formateur Heemskerk waren de ministers geen van allen politieke figuren. Veel ministers moesten voortijdig het veld ruimen na parlementaire nederlagen.


Meer over