Een sleetse regeringspartij
Begin jaren negentig ging het ietwat droevige grapje rond dat het CDA (en haar confessionele voorgangers) nu al langer aan de macht was dan de communistische partij van de Sovjet-Unie. Die CPSU was dankzij Boris Jeltsin uit de macht gedrukt.
Op het moment dat de grap werd bedacht, bevroedde nog niemand dat het niet lang meer zou duren voordat het CDA uit de regering zou wegvallen en zou worden vervangen door de ‘paarse’ coalitie van PvdA, VVD en D66. Het CDA is niet alleen zijn machtige middenpositie tussen ‘rechts’ en ‘links’ kwijtgeraakt, het is ook een kleine partij geworden, in de peilingen nauwelijks groter dan de ChristenUnie.
Intussen heeft de VVD zich ontwikkeld tot de grootste partij in Nederland en wat belangrijker is, zij heeft tot op grote hoogte de positie overgenomen van het CDA: scharnier tussen partijen van links enerzijds en uitgesproken rechts anderzijds. Geen wonder dus dat de VVD vanaf 1994 voortdurend heeft deelgenomen aan de regering, sinds 2010 in de leidende positie. Alleen tussen 2007 en 2010 werd zij buiten de deur gehouden, samen overigens met D66.
Interessant detail: D66 is sinds 1994 vrijwel zonder onderbreking de bondgenoot van de VVD in de coalitie geweest. In 2002 (LPF) en in 2010 (PVV) deed zij even niet met de VVD mee en tussen 2012 en 2017 half wel (‘constructieve oppositie’) en half niet. Maar, bepalend was de machtspositie van de VVD, ook tegenover D66.
Mark Rutte werd de eerste liberale premier sedert 1918 en hield het prompt een recordperiode van zo’n dertien jaar als zodanig vol. Zijn partij is nu bijna dertig jaar vrijwel ononderbroken deelnemer aan elke regerende coalitie, vanaf 2010 in de leidende rol. Alleen tussen 2007 en 2010 mochten de liberalen even niet meedoen. Dat begint ‘verdacht’ veel te lijken op de machtspositie die het CDA en zijn voorgangers lange jaren hebben gehad.
Het is dus ook geen wonder dat de VVD als regerende partij sleetse trekken is begonnen te vertonen. Dat is te zien aan de steeds humeuriger discussies in eigen politieke kring, die in de loop van dit jaar tijdens VVD-congressen zelfs dreigende trekken begonnen te krijgen. Geen van de vele spindoctors en voorlichters aldaar kon dat tegenhouden.
Dan te bedenken dat als er één partij is die anderen tot voorbeeld strekt als het om controledrift gaat het de VVD is: Kamerleden mogen niet met de pers praten zonder voorafgaande toestemming en instructie van fractievoorlichters.1 De partij mag in diverse opzichten liberaal zijn, niet als het gaat om de vrijheid van expressie van haar volksvertegenwoordigers. Juist deze verkramping wijst op slijtage; het kan blijkbaar niet meer zonder.
Ten slotte is ook de premier aan slijtage onderhevig, in elk geval in zijn binnenlandse optreden. Zelfs zijn eigen partij vermocht hij langzaamaan niet echt meer te overtuigen, laat staan inspireren. Het is de vraag of Rutte nog premier zou zijn geweest, als niet de nood der tijden en de noodzakelijke crisispolitiek tijdens de coronapandemie zijn derde kabinet overeind had gehouden. Zo kon hij zelfs een vierde periode als premier beginnen, ook al hadden velen buiten de VVD het al in 2021 liever anders gehad.
Het zou dus gezond zijn, als de VVD een aantal jaren de gelegenheid krijgt tot reflectie op haar boodschap en haar stijl van werken. Het zou de interne verhoudingen in de partij kunnen ontspannen. Tegelijkertijd zou zijn gewaarborgd dat er in de naaste toekomst een redelijk grote en sterke oppositie in de Tweede Kamer zou opereren.
Toch is het de vraag of dat ook gaat gebeuren, zelfs als er in de VVD een verlangen naar oppositie zou bestaan. De opiniepeilingen mogen voortdurend nieuwe ontwikkelingen laten zien, de kans dat de parlementaire meerderheid na 22 november naar centrum-links uitvalt is klein. Het is een stuk gemakkelijker zich een rechtse meerderheid voor te stellen, waarvan VVD, BBB en PVV de kern vormen, zeker nu de VVD Geert Wilders niet meer uitsluit van samenwerking.
Geen aanlokkelijk vooruitzicht: een sleetse regeringspartij, een pure belangenpartij en een populistische partij die islamofobie predikt als ‘motorblok’ van een coalitie. Reden temeer voor de VVD om bij zichzelf te rade te gaan.
Prof.dr. J.Th.J. van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij is oud-lid van de Eerste Kamer.
Deze column verscheen oorspronkelijk op Parlement.com.
-
1)Het is intussen niet alleen het probleem van de VVD blijkens het onthutsende overzicht in het lezenswaardige boek: Jan Tromp en Coen van de Ven, Wantrouwen in de wandelgangen. Hoe pers en politiek van elkaar vervreemd raakten, Amsterdam: Balans 2023.