Wetgeving kabinet-Kok I (1994-1998)

1995

  • Wet op de Waterkeringen. Deze wet stelt regels inzake de te waarborgen mate van beveiliging en de verlening van financiële bijdragen door het Rijk met betrekking tot de kosten van waterkeringen. Beoogd wordt het niveau van beveiliging tegen overstromingen te waarborgen.
  • Privatisering Ziektewet. De Wet loondoorbetalingsplicht bij ziekte komt tot stand, waardoor verzekeringsplichten uit de Ziektewet werden overgeheveld naar de werkgevers.
  • Archiefwet 1995. De overbrengingstermijn voor acrhiefstukken wordt teruggebracht van 50 naar 20 jaar, ook andere dan papieren archiefdragers vallen onder de wet en ook overheidsbedrijven in privaatrechtelijke vorm en semi-publieke instellingen worden onder de werking van de wet gebracht; alleen als privacy of het staatsbelang in het geding zijn, blijven archieven 75 jaar (of langer) geheim.
  • De Wet klachtrecht patiënten en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen versterken de rechtspositie van ziekenhuispatiënten en van bewoners van zorginstellingen. In instellingen komt een klachtcommissie en een vertrouwenscommissie.
  • Wet Balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting, die uitvoering geeft aan het door staatssecretaris Heerma bereikte akkoord met de koepel van woningbouwcorporaties over de bruteringsoperatie: het Rijk trekt zich terug als subsidiegever voor de sociale woningbouw; de leningen van corporaties bij het Rijk worden beëindigd.
  • Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Deze wet bevat regelingen over de inrichting en financiering van alle vormen van beroepsonderwijs en volwasseneneductie. Er komen Regionale Opleidingscentra (ROC's) voor beroepsonderwijs. De Kaderwet Volwasseneneducatie (KVE), Wet op het cursorisch beroepsonderwijs (WCBO), Wet Volwasseneneducatie en Vervolgonderwijs (VAVO) en de SVM-wet (Sectorvorming en modernisering beroepsonderwijs) worden in de nieuwe wet geïntegreerd.
  • De Arbeidstijdenwet vervangt de Arbeidswet 1919. De wet moet veiligheid, gezondheid en het welzijn van werknemers in relatie tot hun arbeids- en rusttijden bevorderen en bijdragen aan mogelijkheden om zorg en arbeid te kunnen combineren. De wet bevat bepalingen over arbeidsduur, overwerk, nachtrust en zondagsarbeid; rusttijden en pauzes, en ploegenarbeid. Naast een standaardregeling is er een overlegregeling die sociale partners vrijheid biedt om afspraken te maken. Er is verder een mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden of in specifieke branches van de regels af te wijken.
  • Invoering van de ecotax (energieheffing) om milieuvriendelijk gedrag te bevorderen.
  • De Algemene Nabestaandenwet (ANW) vervangt de Algemene Weduwen- en Wezenwet. Doordat het principe van zelfstandigheid van vrouwen uitgangspunt is, wordt het beroep dat op de regeling kan worden gedaan, beperkt. Tevens vindt er een inkomenstoets plaats.
  • Lump-sum-operatie. Wet tot invoering van lump-sum (bedrag ineens) bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van scholen voor v.w.o., a.v.o. en v.b.o. en tot decentralisatie van de rechtspositieregeling van die scholen. Scholen krijgen hiervoor een vast bedrag en hebben zo meer vrijheid bij de besteding ervan.

1996

  • De Wet geneesmiddelenprijzen geeft de minister de bevoegdheid geeft prijzen van medicijnen vast te stellen.
  • Jaarlijks moet er een milieubalans worden uitgebracht en vierjaarlijks een milieuverkenning.
  • Winkeltijdenwet, waardoor ondernemers de mogelijkheid krijgen zelf de openingstijden te bepalen. Er is alleen een verplichte sluiting tussen 22.00 uur en 06.00 uur (maar afwijking hiervan is mogelijk). Openstelling op zon- en feestdagen wordt mogelijk, binnen door bij gemeentelijke verordening te stellen grenzen. De Winkelsluitingswet 1976 wordt ingetrokken.
  • Wet tot invoering van de prestatiebeurs in het wetenschappelijk onderwijs. Studenten moeten in het eerste jaar van hun studie 70 procent van hun jaarlijkse studiepunten halen om voor een beurs in aanmerking te komen. Om voor het tweede, derde en vierde studiejaar een studiebeurs te krijgen, moeten studenten binnen zes jaar hun einddiploma halen. Als zij daaraan niet voldoen, behouden zij alleen een lening. De kinderbijslag voor studerende jongeren van 18 jaar en ouder wordt afgeschaft.
  • Door de Overgangswet verzorgingstehuizen komen bejaardenoorden onder de werking van de AWBZ. De Wet op de bejaardenoorden wordt ingetrokken.
  • De Financiële-Verhoudingwet 1996 herziet de verdeelsleutel van het gemeentefonds, waardoor een betere aansluiting moet ontstaan met de kostenstructeren in de verschillende gemeenten. Gemeenten met zware taken op het gebied van leefbaarheid, minderheden, werkgelegenheid en veiligheid moeten beter worden bedeeld; er was sprake van scheefgroei. Het nieuwe verdeelstelsel gaat uit van een kader waarbinnen verschillen tussen gemeenten in kostenstructuren en in het vermogen om eigen middelen te verwerven worden gewogen. Daarnaast is er een (flexibel) verdeelmodel met maatstaven en gewichten, waarmee rekening wordt gehouden met de specifieke taken van een gemeente.
  • 1997

    Wet tot modernisering van de universtaire bestuursorganisatie, waarbij faculteiten grotere verantwoordelijkheid kregen voor de inrichting van het onderwijs en de positie van het College van Bestuur wecrd versterkt.

  • Kaderwet dienstplicht, waarin de opschorting van de dienstplicht en de omvorming van de krijgsmacht in een vrijwilligers leger is geregeld. Er zijn voorzieningen getroffen voor het geval de dienstplicht niet langer opgeschort is.
  • Er komt een keuzemogelijkheid voor ouders bij de bepaling van de geslachtsnaam van het eerste kind.
  • Bedrijven worden verplicht een jaarlijks verslag op te stellen over bedrijfsinterne milieuzorg.
  • De Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Pemba) regelt dat de WAO-premie per bedrijf gaat verschillen. De hoogte van de premie wordt gerelateerd aan het aantal werknemers dat vanuit het bedrijf in de WAO terecht komt. Er komt een mogelijkheid voor een vrijwillig eigen risico van vijf jaar voor werkgevers. De Waz voert een aparte arbeidsongeschiktheidsregeling in voor zelfstandigen en meewerkenden echtgenoten. De Wajong roept een aparte inkomensdervingsregeling op minimumniveau in het leven voor studeren en jonggehandicapten.
  • Door de Wet Preventie en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting wordt de Algemene Bijstandswet gewijzigd, waardoor er een aparte uitkeringsnorm komt voor ouderen met een AOW-uitkering die zijn aangewezen op aanvullende bijstand, een wettelijk recht op cliëntenparticipatie en bijstand aan daklozen en waardoor tevens een anti-cumulatiebepaling voor verlagingen in het toeslagenbeleid wordt ingevoerd.
  • Nieuwe Mededingingswet. Het misbruiksysteem wordt vervangen door een algemeen verbod op kartels. Misbruik van economische machtsposities wordt verboden. Er komt een Nederlandse Mededinginigsautoriteit (NMa) die toezicht houdt op naleving van de wet.
  • Wet inzake de invoering van de profielen in het voortgezet onderwijs, die nadere omschrijving bevat voor de exameneisen van h.a.v.o. en v.w.o.
  • De kiesdrempel om met voorkeurstemmen te worden gekozen, wordt verlaagd tot 25% van de kiesdeler.
  • Wettelijke regeling voor de registratie van niet-huwelijkse samenlevingsvormen (het zogenaamde geregistreerde partnerschap); ook mensen van hetzelfde geslacht kunnen hun samenleving laten registreren.
  • Wet herziening organisatiestructuur landelijke publieke omroep, waardoor samenwerking tussen de omroeporganisaties en programmacoördinatie wordt verbeterd; er komt een nieuwe raad van bestuur van de NOS dat toezichthoudend orgaan wordt en dat zorgt draagt voor de coördinatie van programmering. Daarnaast komen er netcoördinatoren en een toezichthoudend netbestuur.
  • De Wet arbeidsvoorziening 1997. Hiermee wordt betere samenwerking tussen de instanties op het gebied van sociale zekerheid nagestreefd en moet de invloed van de sociale partners worden teruggedrongen. Er komt een Tijdelijk Instituut voor Coördinatie en Afstemming en een Landelijk Instituut voor de Sociale Verzekeringen (LISV), dat de verzekeringsfondsen gaat beheren en dat reïntegratie moet bevorderen.
  • Verdrag van Amsterdam (2 oktober 1997). Dit versterkt de bevoegdheden van de Europese Unie op terreinen als justitie, het vrije verkeer van personen, buitenlands beleid en gezondheidszorg. Het Europees Parlement krijgt meer wetgevende bevoegdheden.

1998

  • Wet op het primair onderwijs, waarbij de bepalingen over het onderwijs aan leerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden uit de Wet op het basisonderwijs en de Wet op het speciaal onderwijs werden samengevoegd; het onderwijs aan overige leerlingen uit het speciaal onderwijs kwamen te vallen onder de nieuwe Wet op de expertisecentra.
  • Wet tot uitbreiding van de medezeggenschap van ondernemingsraden, waardoor onder meer het advies- en instemmingsrecht wordt uitgebreid en in bedrijven van 10 tot 50 werknemers een personeelsvergadering of -vertegenwoordiging kan worden ingesteld.
  • Wet flexibiliteit en zekerheid en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs. Deze wetten verstrekken de positie van flexibele werknemers en van uitzendkrachten en bepaalt dat uitzendbureau's niet langer een vergunnig nodig hebben om uitzendkrachten ter beschikking te stellen. De maximum-uitzendtermijn wordt afgeschaft.
  • Penitentiaire beginselenwet, die regels bevat over het beheer en regime van inrichtingen, de selectie van gedetineerden, de inbreuk op grondrechten en het klacht- en beroepsrecht. De verschillende afdelingen van een strafinrichting kunnen een eigen regime voeren, dat afhankelijk is van de mate van beveiliging, het type inrichting en de bewegingsvrijheid. Inrichtingen krijgen als zorgplicht onder meer medische, geestelijke en sociale verzorging. Gedetineerden kunnen een deel van de straf buiten de inrichting ondergaan. De Beginselenwet gevangeniswezen wordt ingetrokken.
  • Natuurbeschermingswet 1998. Het onderscheid tussen staats- en beschermde natuurmonumenten wordt opgeheven. De aanwijzing van beschermde natuurmonumenten wordt gedecentraliseerd. Er kunnen tevens beschermde landschapsgezichten worden aangewezen. Natuurbeschermingsorganisaties en milieuvriendelijke landbouwbedrijven kunnen subsidie krijgen. Elke acht jaar moet een Natuurbeleidsplan worden opgesteld.
  • Gemeenten krijgen de bevoegdheid en verplichting om, indien zij van rijkswege daarvoor middelen ontvingen, een eigen gemeentelijk plan vast te stellen inzake onderwijs in allochtone levende talen.
  • Op grond van de Wet inburgering nieuwkomers worden immigranten verplicht om zich voor inburgering in te spannen en gemeenten verplicht hen daartoe in staat te stellen.
  • Flora- en Faunawet, die de bescherming van inheemse en uitheemse planten en dieren regelt. Er worden strengere regels gesteld aan de jacht en aan de handel in dieren. De Vogelwet 1936, de Jachtwet, de Nuttige dierenwet 1914 en de Wet bedreigde uitheemse diersoorten worden in de nieuwe wet geïntegreerd.
  • Nieuwe Elektriciteitswet. Afnemers van elektriciteit krijgen (op termijn) de vrijheid in de keuze van leverancier en de elektriciteitsmarkt wordt geliberaliseerd; ook buitenlandse leveranciers krijgen toegang tot de Nederlandse elektriciteitsmarkt.
  • De Wet regeling omtrent sanering van schulden van natuurlijke personen. Deze wet moet ervoor zorgen dat iemand niet jaren achtereen met een schuldenlast blijft zitten en dat eerder tot minnelijke schikking wordt overgegaan. Ook schuldsanering wordt eenvoudiger.
  • Wet op de (re)integratie van arbeidsgehandicapten (REA). Werkgevers kunnen verplicht worden bij een AMvB te bepalen aantal arbeidsgehandicapten in hun bedrijf op te nemen. Eventueel kan in overleg met het LISV tot een afwijkende beloning worden besloten. Het LISV kan subsidie verlenen voor het aanbrengen van voorzieningen ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid.