Kabinet op zeer brede basis
Eindelijk, na 451 dagen van kabinetsformatie, is het onze zuiderburen gelukt een regering tot stand te brengen. Anderhalf jaar onderhandelen was ervoor nodig en misschien ook wel de steeds forser druk van financiële markten en Europese instellingen om aan de politieke crisis een einde te maken. Helemaal zeker dat daarmee de crisis echt een oplossing heeft gevonden kunnen wij nog niet zijn. De komende tijd moet demonstreren of de coalitie onder Eerste Minister, Elio Di Rupo het weet vol te houden. Daarbij komt, dat de politieke crisis van België in feite al na de verkiezingen van 2007 is begonnen.
Na die verkiezingen lukte het Yves Leterme tot drie keer toe niet om een kabinet te vormen dat in staat was om de communautaire kwesties tot een oplossing te brengen. Ten dele lag dit aan onvermogen bij Leterme zelf, die erg hoog te paard zat en vervolgens het beest niet aan het rijden wist te krijgen. Nog meer lag het aan de Waalse partijen, die op geen enkele manier bereid waren Leterme (en dus de Vlamingen) krediet te gunnen.
Er kwam een noodkabinet onder de zittende premier en liberaal Guy Verhofstadt. Vanaf april 2008 ging er alsnog een kabinet aan het werk, afwisselend onder Herman Van Rompuy en vanaf eind 2009 alsnog onder Leterme, maar zonder dat er op het communautaire terrein ook maar iets tot stand was gebracht. Vervolgens deed in 2010 de Vlaamse liberaal De Croo tot ieders verrassing de lamp alweer uit en dwong hij verkiezingen af.
Die verkiezingen kwamen er! Het eerdere gebrek aan bereidheid aan Franstalige kant om de Vlaamse partijen ter wille te zijn werd nu gewroken door het enorme succes van de Vlaamse nationalistische partij N-VA. De Franstaligen hadden hun eigen boeman geschapen. Voordeel aan hun kant was overigens dat de grote linkse partij van de Walen, de Parti Socialiste, weer brede aanhang had verworven na een nederlaag in 2007. Zo had zij enige handelingsvrijheid. Die zou zij nodig hebben, wilde er uit de politieke crisis in België een uitweg worden gevonden. Nu waren immers de Franstaligen aan zet, met aan Vlaamse kant een hoogst onwillige gesprekspartner, de N-VA.
Tussen de uitgesproken rechtse Vlaamse N-VA en de Franstalige socialisten, die meer hebben van de SP dan van de PvdA, moesten de partijen van het midden – liberalen, christendemocraten en Vlaamse sociaaldemocraten – hun plek zien te vinden. Dat kon er in de kersttijd van 2010 toe leiden dat de Vlaamse sociaaldemocraat Johan VandeLanotte een uitgekiend programma schreef, dat al door de Vlaamse christendemocraten werd afgeschoten nog vóór ze iets hadden gelezen, uit angst voor de N-VA.
Toch hadden diezelfde Vlaamse christendemocraten dit voorjaar de moed de N-VA links te laten liggen en mee te werken aan een formatie van Elio Di Rupo, die kans zag een van de onmogelijkste vraagstukken – de splitsing van het kiesdistrict rond Brussel – tot een oplossing te brengen en daarnaast de zesde staatshervorming sinds 1980 te formuleren.
Maar ja, België is naast een federatie in wording, ook nog een normaal land met normale sociaaleconomische tegenstellingen. Er moest worden gewerkt aan een programma van bezuinigingen en sociale hervormingen tegelijk. Dit, in een coalitie met, in Nederlandse termen, zowel het CDA en de VVD als de PvdA en de SP. Zoiets wilden wij in 2010 in ons land absoluut niet. Niettemin is er nu een coalitie die niet alleen maar domweg bezuinigt, zoals in Nederland, maar ook een aantal belangrijke hervormingen is overeengekomen.
Voordat wij in Nederland met onze superioriteitswaan op de Belgische slakkengang neerkijken, is het misschien goed te beseffen dat daar twee grote complexen van vraagstukken tegelijk moesten worden aangepakt, terwijl de tegenstellingen er groter en complexer zijn dan in Nederland. Hier hebben wij voor de coalitie een partij nodig die er maar zo’n beetje bij hangt en die er twijfelachtige opvattingen over democratie en rechtsstaat op nahoudt. De Belgen laten zien dat het niettemin kan zonder zulke twijfelachtige deelnemers, ja zelfs zonder een partij als de N-VA waar niets onbeschaafds aan is.
De Belgische coalitie moet ons te denken geven, in plaats van te meesmuilen over 451 dagen van ‘duwen en trekken’.