Formaties in historisch perspectief

Het karakter van de kabinetsformatie is sterk veranderd, zoals ook politieke verhoudingen sterk verschoven. Politieke tegenstellingen werden groter, de samenleving werd complexer en er deden zich grotere verschuivingen plaats onder het electoraat. Al die factoren, gevoegd bij enkele perioden van recessie, maakten dat bij formaties meer afspraken moesten worden gemaakt en dat formaties daardoor moeizamer verliepen.

Inhoud

  1. Achtergrond
  2. Achtergrond informateurs
  3. Wie worden informateurs?
  4. (In)formateur niet uit grootste partij
  5. Overzicht

Achtergrond

Ten onrechte bestaat overigens soms het beeld dat er in de eerste naoorlogse jaren sprake was van sterk dualistische verhoudingen en tamelijk losse afspraken tussen partijen die een kabinet vormden. Er werden wel degelijk afspraken gemaakt en er vond wel degelijk geregeld overleg plaats tussen politieke leiders. De noodzaak om snel tot wederopbouw te komen, maakten de financieel-economische marges echter kleiner en over de economische koers bestond grote consensus. In de toen bestaande zuilenstructuur waren afspraken op topniveau tussen de politieke leiders eenvoudiger te maken dan later. Lange tijd was er bovendien sprake van een tamelijk stabiel politiek landschap, waarbij slechts weinig zetels verschoven.

Het regeerakkoord van het kabinet-Beel I in 1946 was zeer uitvoerig en ook bij latere formaties werden afspraken gemaakt. In de jaren vijftig zorgde dat soms voor moeizame formaties, zoals in 1952 en nog sterker in 1956 het geval was. In 1958 ontstond er een kabinetscrisis, omdat de PvdA vond dat afspraken waren geschonden. Verder was de personele bezetting van kabinetten vaak problematischer dan later. Dat was vooral in 1959 en 1967 het geval. De KVP had nog wel eens moeite om geschikte kandidaten te vinden voor bijvoorbeeld Economische Zaken.

In de jaren zestig was er vanwege de economische voorspoed daarentegen minder noodzaak tot moeizame onderhandelingen over het financieel-economisch beleid. Problemen bij formaties betroffen toen vooral immateriële zaken, zoals de omroep en de voetbaltoto, en bestuurlijke kwesties zoals de grondpolitiek. Pas toen zich begin jaren zeventig stagnatie voordeed in de economie werd het begrotingsbeleid belangrijker. Het kabinet-Biesheuvel viel daar dan ook over. De financieel-economische problemen werden nog groter na de oliecrisis van 1973. Het maken van afspraken over bezuinigingen kost uiteraard veel meer moeite dan het maken van afspraken over extra geld voor recreatie- en sportvoorzieningen, wegen en woningen of over uitbreiding van de sociale zekerheid.

Bovendien was er sinds het midden van de jaren zestig sprake van verscherpte politieke tegenstellingen, waarbij de linkse partijen (PvdA, D66 en PPR) nauwelijks bereid waren tot programmatische onderhandelingen. Toen PvdA en CDA in 1981 noodgedwongen moesten samenwerken in het kabinet-Van Agt II, was het regeerakkoord vooral 'gestold wantrouwen'.

Zowel bij totstandkoming van de kabinetten-Lubbers als van de twee paarse kabinetten waren er uitvoerige regeerakkoorden, met name over financieel-economische en sociale kwesties. Deelname van D66 als derde partij in 1994 en 1998 (en later in 2003) maakten ook afspraken wenselijk over bijvoorbeeld bestuurlijke vernieuwing, omdat D66 daaraan sterk hechtte.

De noodzaak om tot hardere afspraken te komen over het financieel beleid en soms moeizame onderhandelingen daarover, leidden ertoe dat sporadisch buitenstaanders werden ingeschakeld als 'verkenner' of 'bemiddelaar'. Dat was bijvoorbeeld in 1977 het geval met Wim van der Grinten, in 1981 met Sjeng Kremers, in 2003 met Rein Jan Hoekstra en in 2007 met Herman Wijffels. Vaker werden juist goed ingevoerde (zittende) bewindslieden (in)formateur, zoals in 1986 en 1989 Jan de Koning, in 1994 Wim Kok en in 1998 Gerrit Zalm en Els Borst, of waren dat ervaren oud-politici, zoals Klaas de Vries in 1994 en 1998 en Jacques Wallage en Ruud Lubbers in 2010.

Vanaf 2002 waren niet of nauwelijks coalities te vormen met minder dan twee partijen. In 2002 was de onervarenheid van de LPF een complicerende factor. In 2003 moest noodgedwongen D66 aanschuiven bij CDA en VVD, hoewel dat voor de verkiezingen door D66 was uitgesloten. Het vierde kabinet-Balkenende kwam in 2007 tot stand, ondanks een in 2003 gegroeid wantrouwen tussen CDA (Balkenende) en PvdA (Bos). In 2010 was een gedoogconstructie met de PVV nodig.

Achtergrond informateurs

Sinds 1951 wordt meestal een informateur benoemd bij de aanvang van een kabinetsformatie. De informateur onderzoekt de mogelijkheden om een formatie te vormen. Benoeming van een informateur gebeurt ook vaak als er een tussentijdse crisis is ontstaan.

Informateurs zijn vaak politici die niet direct actief zijn in de politiek, maar het kunnen ook relatieve buitenstaanders zijn. Het gaat wel bijna steeds om ervaren politici.

Wie worden informateurs?

De keuze voor de informateur(s) hangt sterk af van de politieke situatie en omstandigheden. Als het doel is af te tasten welke mogelijkheden er zijn voor vorming van een kabinet, dan wordt in het algemeen iemand benoemd die wat meer afstand heeft tot de dagelijkse politiek.

Dat kan een lid of de vicepresident van de Raad van State, een oud-minister of een hoogleraar zijn. Als er al een zekere richting is, dan kan juist iemand die wat dichter bij de actuele politiek staat worden aangezocht, zoals een demissionair minister of zelfs zittend Tweede Kamerlid. De afgelopen decennia was er soms een rol als informateur voor de voorzitter van de SER.

(In)formateur niet uit grootste partij

Het is bijna een regel dat de eerste verkenner of informateur uit de partij komt, die bij de verkiezingen als grootste uit de bus kwam. Dat was alleen niet zo in 1967 en 1972. In 1967 werd demissionair minister-president Jelle Zijlstra door vrijwel alle fractievoorzitters genoemd als informateur en hij werd dan ook door de koningin benoemd.

In november 1972 was er een onduidelijke politieke situatie, waarbij de gedachte uitging naar een buitenstaander die eerst de mogelijkheden in kaart moest brengen. Nadat ARP-senator W.F. de Gaay Fortman een verzoek om als informateur op te treden had afgewezen, werd zijn partijgenoot, staatsraad M. Ruppert, als zondig benoemd.

In 1982 was de eerste informateur PvdA'er Jos van Kemenade, omdat zijn partij de grootste was geworden. Het was eigenlijk al direct duidelijk dat een combinatie met de PvdA politiek niet haalbaar was. Toen dat was vastgesteld, werd CDA'er Willem Scholten, vicepresident van de Raad van State, informateur.

In 2021 en 2023/2024 kwamen er eveneens infomateurs die niet uit de grootste partij (respectievelijk VVD en PVV) kwamen.

Overzicht

VerkiezingsjaarNaamFunctiePartij
2025Wijersoud-ministerD66
2025Van Haersma Bumaburgemeester, oud-fractievoorzitter Tweede KamerCDA
2024Van Zwolstaatsraad, oud-secretaris-generaalCDA
2024Dijkgraafhoogleraar, oud-lid Tweede KamerSGP
2024Puttersvoorzitter SER, oud-lid Eerste KamerPvdA
2023Plasterkoud-ministerPvdA
2023Van Strienlid Eerste KamerPVV
2021RemkesCvdK in Limburg, oud-minister en vicepremierVVD
2021Hamervoorzitter SER, oud-fractievoorzitter TKPvdA
2021Tjeenk Willinkminister van staat, oud-vicepresident Raad van StatePvdA
2021Koolmeesdemissonair minister van Sociale Zaken en WerkgelegenheidD66
2021Van Arkdemissionair minister voor Medische ZorgVVD
2021Ollongrendemissionaire minister van BZKD66
2021Jorritsma-Lebbinkoud-minister en -vicepremier, lid Eerste KamerVVD
2017Zalmoud-viceminister-presidentVVD
2017Tjeenk Willinkminister van staat, oud-vicepresident Raad van StatePvdA
2017Schippersdemissionair minister van VWSVVD
2012Bosoud-viceminister-presidentPvdA
2012Kampdemissionair minister van Sociale Zaken en WerkgelegenheidVVD
2010Opsteltenoud-burgemeester van Rotterdam, partijvoorzitter*VVD
2010Lubbersoud-minister-presidentCDA
2010Tjeenk Willinkvicepresident Raad van StatePvdA
2010Rosenthalfractievoorzitter Eerste KamerVVD
2007Wijffelsoud-voorzitter Sociaal-Economische Raad*CDA
2007Hoekstralid Raad van State*CDA
2006Lubbersoud-minister-presidentCDA
2003Korthals Altesoud-voorzitter Eerste Kamer, oud-ministerVVD
2003Hoekstralid Raad van State*CDA
2003Leijnsehoogleraar Universiteit van Amsterdam, oud-lid TKPvdA
2003Donnerdemissionair minister van JustitieCDA
2002Donnerlid Raad van State*CDA
1999Tjeenk Willinkvicepresident Raad van StatePvdA
1998Zalmdemissionair minister van FinanciënVVD
1998Kokdemissionair minister-presidentPvdA
1998Borst-Eilersdemissionair minister van VWSD66
1998Kokdemissionair minister-presidentPvdA
1998K. de Vriesvoorzitter Sociaal-Economische RaadPvdA
1994Visfractievoorzitter Eerste KamerD66
1994K. de Vrieshoofddirecteur Vereniging van Nederlandse GemeentenPvdA
1994Van Aardenneoud-viceminister-presidentVVD
1994Tjeenk Willinkvoorzitter Eerste KamerPvdA
1989Lubbersdemissionair minister-presidentCDA
1989De Koningdemissionair minister van Sociale Zaken en WerkgelegenheidCDA
1986De Koningdemissionair minister van Sociale Zaken en WerkgelegenheidCDA
1982Scholtenvicepresident Raad van State, oud-ministerCDA
1982Van Kemenadelid Tweede KamerPvdA
1982Steenkamplid Eerste KamerCDA
1981De Galanhoogleraar Universiteit van Groningen*PvdA
1981Halberstadthoogleraar Rijksuniversiteit Leiden*PvdA
1981De Gaay Fortmanoud-lid Eerste Kamer, oud-ministerCDA
1981KremersCommissaris van de Koningin in Limburg*CDA
1981Van Thijnlid Tweede KamerPvdA
1981Lubberslid Tweede Kamer, oud-ministerCDA
1981De Koningdemissionair minister voor OntwikkelingssamenwerkingCDA
1977Van der Grintenhoogleraar Katholieke Universiteit Nijmegen*CDA
1977VrolijkCommissaris van de Koningin in Zuid-Holland, oud-ministerPvdA
1977VerdamCommissaris van de Koningin in Utrecht, oud-ministerCDA
1977Den Uyldemissionair minister-presidentPvdA
1977Veringalid Raad van State, oud-ministerCDA
1977Albedalid Eerste KamerCDA
1973Albedalid Eerste KamerARP
1973Van Agtdemissionair minister van JustitieKVP
1973Burgerlid Raad van State*PvdA
1972Ruppertlid Raad van State*ARP
1971Steenkamplid Eerste KamerKVP
1967Zijlstrademissionair minister-presidentARP
1966Beelvicepresident Raad van StateKVP
1965Schmelzerfractievoorzitter Tweede KamerKVP
1963Beelvicepresident Raad van StateKVP
1963Rommelid Raad van StateKVP
1960De Gaay Fortmanlid Eerste KamerARP
1959Beeldemissionair minister-presidentKVP
1958Beellid Raad van StateKVP
1956Burgerfractievoorzitter Tweede KamerPvdA
1956De Gaay Fortmanhoogleraar Vrije Universiteit*ARP
1956Lieftinckoud-minister van Financiën, bewindvoerder IMFPvdA
1955Burgerfractievoorzitter Tweede KamerPvdA
1952Stafdemissionair minister van Oorlog en van MarineCHU
1951Rommefractievoorzitter Tweede KamerKVP
1951Stikkerdemissionair minister van Buitenlandse ZakenVVD

Meer over