Joop den Uyl (1919-1987) als Kamerlid

Op 24 december 1987 overleed PvdA-politicus Joop den Uyl. Hij was achtereenvolgens directeur van het wetenschappelijk bureau (Wiardi Beckman Stichting) van de PvdA, Tweede Kamerlid, wethouder in Amsterdam (1962-1965), minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals (1965-1966), partijleider en fractievoorzitter, minister-president (1973-1977), opnieuw fractieleider, viceminister-president en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het tweede kabinet-Van Agt (1981-1982) en voor de derde maal fractievoorzitter en leider van de oppositie. In 1986 trad hij terug als partijleider, maar hij bleef tot zijn dood Tweede Kamerlid.

Als hoogtijdagen van zijn politieke loopbaan kunnen de jaren van het kabinet-Den Uyl worden gezien. In een politiek sterk gepolariseerd land, leidde Den Uyl toen het meest progressieve naoorlogse kabinet. Een kabinet dat moeizaam tot stand kwam, een niet al te sterke basis in het parlement had, en dat zowel bewondering als grote weerstanden opriep.

Veel langer (bijna 23 jaar) was Den Uyl lid van de Tweede Kamer, waarvan veertien jaar als leider van de oppositie. Wij belichten enkele opvallende gebeurtenissen uit dat Kamerlidmaatschap.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

'Gewoon' Kamerlid (1956-1963)

Den Uyl werd op 6 november 1956 Tweede Kamerlid voor de PvdA. Hij maakte, met onder anderen Barend Biesheuvel en Marcus Bakker, deel uit van de vijftig Kamerleden die lid werden vanwege de uitbreiding van het ledental van honderd naar honderdvijftig.

De toen 37-jarige Den Uyl was in 1949 directeur geworden van de 'denktank' van de PvdA. Daarvoor was hij, na een studie economie, journalist bij onder meer Vrij Nederland. Zijn Kamerlidmaatschap was een logische verdere stap in zijn carrière. Hij werd lid van een fractie die onder leiding stond van Jaap Burger.

In de vijftig leden tellende fractie werd Den Uyl woordvoerder bezitsvorming. Met name de KVP was groot voorstander van betere mogelijkheden voor burgers om zelf aan kapitaalvorming te doen, bijvoorbeeld door ruimere spaarmogelijkheden. Daarnaast hield Den Uyl zich bezig met publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, de georganiseerde samenwerking (met regulerende bevoegdheden) in het bedrijfsleven.

Zijn maidenspeech hield Den Uyl op 1 februari 1957 over het wetsvoorstel 'voorzieningen in verband met het vervallen van het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941). Dat voorstel werd verdedigd door staatssecretaris Norbert Schmelzer, later Den Uyls politieke rivaal.

Met Schmelzer kruiste hij in juni 1958 de degens over het voorstel voor de Jeugdpremiespaarwet. Hij pleitte er voor niet voor alleen private bezitsvorming te bevorderen, maar dit ook collectief te doen voor werknemers. Die zouden daardoor meer zeggenschap moeten krijgen in het bedrijfsleven.

De heer Den Uyl: "Mijnheer de Voorzitter! Als ik bepleit bevordering van de industriële mede-eigendom voor de werknemers, dan doe ik dit - hier ligt dus duidelijk een verschil -, omdat ik meen, dat daardoor mede onze maatschappelijke orde gewijzigd zal worden. Wanneer de arbeiders - bedoeld is dan de ge­zamenlijkheid van de arbeiders - mede-eigenaren zullen zijn van het industriële vermogen, dan betekent dit een es­sentiële verandering in de structuur van onze huidige maat­schappelijke orde, waarbij met name een wijziging optreedt in de positie, welke de huidige vermogensbezitters daarin vervullen en waarbij aan de Selbstherrlichkeit van de onder­neming en ook van de ondernemingsgewijze produktie, zoals die zich op het ogenblik voltrekt, bepaald iets zal veranderen. "

2.

Oppositieleider in de roerige jaren zestig (1967-1973)

Na wethouder en - succesvol - minister van Economische Zaken te zijn geweest, verving Den Uyl in augustus 1966 Anne Vondeling als partijleider van de PvdA. Na de val van het kabinet-Cals in de Nacht van Schmelzer trad hij in februari 1967 voor het eerst op als lijsttrekker.

De PvdA verloor bij de verkiezingen zes zetels, mede door de opkomst van D66. Na het aantreden van het kabinet-De Jong werd hij leider van de oppositie. Niet alleen het kabinetsbeleid, maar ook interne strubbelingen vroegen zijn aandacht. In de PvdA was sinds 1966 Nieuw Links actief en jongeren roerden zich. Zij pleitten voor een radicalere koers, waarbij veel duidelijker keuzes aan de kiezers moesten worden voorgelegd.

Met D66 ging de PvdA pleiten voor staatkundige veranderingen, zoals een gekozen formateur en invoering van een beperkt districtenstelsel (in combinatie met evenredige vertegenwoordiging), waardoor partijen gedwongen zouden worden politieke blokken te vormen. Dit mondde in 1971 uit in een stembusakkoord tussen PvdA, D66 en PPR en de vorming van een progressief alternatief kabinet, met Den Uyl als beoogde premier.

In de Kamer voerde Den Uyl felle oppositie tegen het kabinet-De Jong, waarbij hij aandrong op verbetering van de positie van werknemers en ouderen en op extra uitgaven voor onder meer woningbouw.

In oktober 1969 zei hij tijdens de algemene beschouwingen over het beleid van het kabinet:

De heer Den Uyl: "De Schoolmeester - of is het Hieronymus van Alphen geweest? - heeft gedicht: „Triomf, triomf, de tand is uit." Men hoort op bijna elke bladzij van de miljoenennota de heer Witteveen dit roepen. Echter, die tand zit in een (heel) vals gebit. De belastingverlaging wordt betaald met aantasting van een aantal minimaal noodzakelijke voorzieningen. De voorbeelden zijn legio.

De gemeenten worden op een hongerdieet gezet. Het bedrag voor krotopruiming, doorstroming, krotverwerving en woningverbetering tezamen is half zo snel gestegen als verleden jaar in het vooruitzicht is gesteld. De uitgaven voor verzorging van bejaarden in en buiten bejaardentehuizen worden verminderd. Er wordt druk uitgeoefend op provinciale en gemeentelijke besturen om reeds vastgestelde normen voor uitkeringen ingevolge de Algemene Bijstandswet te verlagen. De toegezegde voorzieningen om de gevolgen van de prijsstijging voor sociaal zwakke groepen op te vangen worden in strijd met de motie van mejuffrouw Van Leeuwen voor de helft ten laste gebracht van wat het Rijk bijdraagt voor de A.O.W.

De meest afgelegen gebieden in ons land worden bedreigd met het afkappen van zogenaamde onrendabele lijnen door de Nederlandse Spoorwegen. De investeringspremie voor bedrijfsuitbreiding in de zwakke gebieden, onder andere het noorden, wordt verminderd. Het welzijnsbeleid, dat voor een groot deel in handen van de gemeenten ligt, wordt achter een hoog opgetrokken scherm gekortwiekt."

3.

Oppositieleider na mislukte formatie tweede kabinet-Den Uyl (1978-1981)

Na de snelle val van het centrumrechtse kabinet-Biesheuvel en vervroegde verkiezingen in november 1972 werd de PvdA onder leiding van Den Uyl de grootste fractie. Na maanden van moeizaam onderhandelen kwam het kabinet-Den Uyl tot stand, dat bijna de volle periode volmaakte.

De verkiezingscampagne met de leuze 'Kies de minister-president' bezorgde de PvdA in 1977 het beste resultaat uit de geschiedenis: tien zetels winst en met 53 zetels opnieuw de grootste.

Na een half jaar onderhandelen met het CDA (en D66) strandde echter een poging om een tweede kabinet-Den Uyl te vormen. Den Uyl werd opnieuw oppositieleider, ditmaal tegen het centrumrechtse kabinet-Van Agt/Wiegel.

Behalve tegen het sociaal-economisch beleid werd fel het beleid inzake de kernbewapening bestreden. Dat was met name het geval toen in 1979 het kabinet instemde met het NAVO-besluit om in West-Europa kruisvluchtwapens te plaatsen. Nederland had wel een voorbehoud gemaakt over het tijdstip van definitieve besluitvorming, maar Den Uyl bestreed dat dit echte betekenis had.

Het debat kwam tot een hoogtepunt toen Den Uyl en Van Agt hierover twisten:

Minister Van Agt: Mijnheer de Voorzitter! De Nederlandse Regering heeft ter vergadering, al geruime tijd vóór woensdag 12 december jl. (...) een amendement neergelegd op het lntegrated Decision Document. Dat amendement behelsde: nu nog geen beslissing nemen over plaatsing. Het zou dan dus, in geval van aanvaarding, voor allen hebben gegolden. (...)

De heer Den Uyl: Dat zou voor allen hebben gegolden'- terecht! Er wordt een beslissing door allen genomen!

Minister Van Agt: Neen, Mijnheer de Voorzitter!

De heer Den Uyl: Dat zou voor allen hebben gegolden' als dat amendement was aanvaard. Dat veronderstelt toch dat er een besluitvorming door allen plaatsvindt?

Minister Van Agt: Neen.

De heer Den Uyl: Houdt u toch op met dat te ontkennen! U spreekt het toch zelf uit? Wij zitten elkaar toch niet voor de gek te houden? U zegt: 'Dat zou voor allen hebben gegolden'. Dat typeert toch het karakter van de besluitvorming? Het is toch voor iedereen duidelijk!

Minister Van Agt: Mijnheer de Voorzitter! Toorn brengt de waarheid niet naderbij.

De heer Den Uyl: Zij is wel in staat, de onwaarheid aan de kaak te stellen!

4.

Politiek en maatschappelijke oppositieleider (1982-1986)

Na een feitelijk mislukt ministerschap in een nog meer mislukt kabinet (het tweede kabinet-Van Agt) van CDA, PvdA en D66 keerde Den Uyl in 1982 terug in de Tweede Kamer. Begin dat jaar liep de PvdA enorme electorale klappen op bij de Staten- en gemeenteraadsverkiezingen, maar bij de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen was er flink herstel.

 
Den Uyl in de Kamer, 1986vergrootglas

Hoewel de PvdA opnieuw de grootste werd, kwam er echter een kabinet van CDA en VVD (Lubbers I) dat een strak saneringsbeleid voerde. Daarmee moesten de overheidsuitgaven op orde worden gebracht. De werkloosheid was inmiddels flink opgelopen en ambtenaren en uitkeringsgerechtigden werden gekort. Den Uyl voerde nog eens vier jaar de oppositie aan als leider van de PvdA, de grootste oppositiefractie.

Hij deed dat niet alleen in het parlement, maar sprak bijvoorbeeld ook tijdens de grote demonstratie in Den Haag tegen kernbewapening in 1983.

Zijn gedrevenheid kwam nog eens sterk naar voren in 1984. Minister Ruding van Financiën had in oktober van dat jaar de toorn opgewerkt van uitkeringsgerechtigden en vakbonden toen hij in een interview met dagblad Het Vrije Volk suggereerde dat veel werklozen te weinig deden om te werk te vinden en bijvoorbeeld niet wilden verhuizen. Zij bleven volgens Ruding liever dicht bij 'Tante Truus' wonen.

De heer Den Uyl: (...). De minister zegt vervolgens: 'Het is duidelijk voor degenen die het gehele interview hebben gelezen dat deze zogenaamde tante-Truus-passage zich niet speciaal richt op de werklozen'. Hoe heb ik het nou? Zich niet speciaal richt op de werklozen? Wat staat er in het interview? 'Men blijft liever dicht bij tante Truus wonen. Dat kan ook rustig, want het wachtgeld is prachtig.' Dat staat er. Richt zich dat niet tegen werklozen?

Bedoelt u iets anders met 'het wachtgeld is prachtig'? U staat hier gewoon te jokken als u dat zegt, om het maar netjes te houden! Het richt zich speciaal op werklozen! Dat hebt u gedaan! U hebt letterlijk in het interview gezegd: 'Men blijft liever dicht bij tante Truus wonen. Dat kan ook rustig, want het wachtgeld is prachtig.' Daarom blijft men bij tante Truus thuis. Dan moet u hier niet zeggen dat deze passage zich niet speciaal richt op werklozen!

(...) Maar ik stel, dat het levensgevaarlijk is; dat het bedreigend is voor de meest kwetsbaren in onze samenleving. Ik zeg tegen het CDA, dat men zich er niet van af kan maken met het verhaaltje van een blok, een stuk onevenwichtigheid, of met het verhaaltje dat dit niet de ware Ruding is. Dit is Ruding ten voeten uit! En die Ruding behoort te verdwijnen; die kan niet minister van Financiën zijn met deze opvattingen want die zijn strijdig. Het CDA moet maar kiezen of het verder wil gaan als de partij van Ruding of niet."

5.

Laatste jaren

In 1986 was Den Uyl voor de laatste maal lijsttrekker. Vrij onverwacht - de peilingen hadden anders voorspeld - werd het CDA van premier Lubbers de grootste partij, met 54 zetels. Ondanks verlies van de VVD lag voortzetting van de coalitie CDA-VVD daarmee voor de hand en vrij spoedig kwam het tweede kabinet-Lubbers tot stand.

Na de formatie droeg, op 21 juli, Den Uyl het fractievoorzitterschap over aan Wim Kok. Den Uyl bleef wel Tweede Kamerlid, maar zou niet meer het woord voeren tijdens de debatten. Hij ging zich meer richten op internationale vraagstukken, onder meer via de Socialistische Internationale.

In oktober 1987 werd bij hem een (ongeneeslijke) hersentumor ontdekt. Hij overleed op 24 december dat jaar op 68-jarige leeftijd.

Zijn partij organiseerde op 30 december in de Nieuwe Kerk in Amsterdam een herdenkingsbijeenkomst, waar onder anderen Willy Brandt, prof. De Gaay Fortman, Wim Kok en Ed van Thijn spraken. De herdenking werd rechtstreeks op radio en televisie uitgezonden.


Meer over