Zomernieuws in het verleden: 1976 rapport Lockheed-affaire; 1988 rapport paspoortenquête

In de zomermaanden is het ook in de politiek vaak komkommertijd. Er waren in juli en augustus in het verleden echter ook enkele belangrijke politieke gebeurtenissen. Wat gebeurde er in de vierde week van augustus?

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

1994: Het eerste paarse kabinet

Bij de verkiezingen van 3 mei verloren de regeringspartijen CDA en PvdA fors. De oppositiepartijen D66 en VVD wonnen veel zetels. Voortzetting van de coalitie CDA-PvdA lag daarom niet voor de hand.

De voorzitter van de Eerste Kamer, de PvdA'er Herman Tjeenk Willink, werd benoemd tot informateur. Op grond van zijn advies benoemde de koningin drie informateurs: Van Aardenne (VVD), Vis (D66) en De Vries (PvdA). Zij moesten een kabinet van VVD, PvdA en D66 vormen, dat al snel als de paarse coalitie werd betiteld. VVD en PvdA hadden elkaar in het verleden lange tijd uitgesloten als regeringspartners.

De kandidaat-minister van Defensie, Hans van Mierlo / Candidate Minister of Defence, Hans van Mierlo
Bron: Nationaal Archief | Flickr

Uiteindelijk slaagden de informateurs er niet in een kabinet te vormen, omdat er onoverkomelijke verschillen waren tussen met name VVD en PvdA. Tjeenk Willink werd daarna opnieuw informateur. Hij constateerde dat er twee mogelijke alternatieven waren voor 'Paars': VVD, CDA, D66 of CDA, PvdA, D66. De eerste combinatie was voor D66 echter niet bespreekbaar en de tweede voor het CDA.

PvdA-leider Wim Kok werd daarop gevraagd een regeringsprogramma op hoofdlijnen te schrijven. Na gesprekken met de andere partijen bleek dat alsnog een combinatie PvdA, VVD, D66 kon worden gevormd. Kok werd daarvan de formateur.

Het nieuwe kabinet was op 22 augustus 1994 gereed. Opvallende namen erin waren Hans Dijkstal, tot dan vice-fractievoorzitter, die namens de VVD vice-premier werd. Verder kwam oud-VVD-leider Voorhoeve op Defensie en werd CPB-topman Gerrit Zalm minister van Financiën. De PvdA'ers Ritzen en Pronk waren, met Kok die uiteraard premier werd, de enige zittende minister die overgingen naar het nieuwe kabinet.

De grote initiator van paars was echter D66-leider Hans van Mierlo. Hij werd vice-premier en minister van Buitenlandse Zaken.

2.

1988: Rapport Paspoortenquête

Op 29 augustus 1988 verscheen het rapport van de enquêtecommissie paspoort. De paspoortaffaire was het gevolg van mislukte pogingen van de overheid om een nieuw, fraudebestendig paspoort in te voeren.

De vervaardiging van dat paspoort was opgedragen aan een combinatie van drie bedrijven, Kodak, Elba en Philips. Elba was een (relatief) kleine Schiedamse drukkerij, die geleid werd door de heer Baart. Toen bleek dat de fraudegevoeligheid niet voldoende gewaarborgd kon worden, werden er in de Tweede Kamer kritische vragen gesteld. Met name het PvdA-Kamerlid Piet de Visser nam daarbij het voortouw. Hij kreeg als bijnaam 'Paspoorten-Piet'.

Uiteindelijk werd besloten een parlementaire enquête in te stellen. De VVD'er Loek Hermans leidde het onderzoek.

 
Parlementaire enquête commissie paspoort

In het verslag stonden zeer kritische opmerkingen over het beleid van de achtereenvolgende bewindspersonen die zich met dit dossier hadden beziggehouden. Dat waren vooral de staatssecretarissen Van Eekelen en Van der Linden van Buitenlandse Zaken uit de kabinetten-Lubbers I en II.

Zij zouden uiteindelijk politieke consequenties verbinden aan deze conclusies en opstappen, al wezen beiden het negatieve oordeel af. Ook minister Van den Broek van Buitenlandse Zaken kreeg ernstige kritiek te verduren, maar hij kon uiteindelijk wel aanblijven.

3.

1976: Rapport Lockheed-affaire

Op 26 augustus 1976 legde minister-president Den Uyl in de Tweede Kamer een verklaring af over het rapport van de zogenaamde Commissie van Drie over de Lockheed-affaire.

 
Commissie van drie Lockheed
Bron: Beeldbank Nationaal Archief

Bij de Lockheed-affaire ging het om beschuldigingen die tijdens een hoorzitting in de Amerikaanse Senaat waren geuit aan het adres van een hoge Nederlandse regeringsfunctionaris. Deze zou in de jaren zestig zijn omgekocht door het Amerikaanse vliegtuigconcern Lockheed toen Nederland moest besluiten over nieuwe toestellen voor de luchtmacht.

Al na korte tijd bleek dat met de hoge regeringsfunctionaris Prins Bernhard werd bedoeld. De regering stelde onmiddellijk een Commissie van Drie in, bestaande uit de rechter Donner, de president van de Rekenkamer Peschar en de oud-president van De Nederlandsche Bank Holtrop, die de zaak moest onderzoeken.

In haar rapport concludeerde de commissie: "dat prins Bernhard in de overtuiging dat zijn positie onaantastbaar en zijn oordeel niet te beïnvloeden was, zich aanvankelijk veel te lichtvaardig heeft begeven in transacties die de indruk moesten wekken dat hij gevoelig was voor gunsten. Vervolgens had hij zich toegankelijk getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen. Ten slotte heeft hij zich laten verleiden tot het nemen van initiatieven die volstrekt onaanvaardbaar waren en die hemzelf en het Nederlandse aanschaffingsbeleid bij Lockheed (...) in een bedenkelijk daglicht moesten stellen."

Na intensief overleg tussen kabinet en koningin Juliana, die als echtgenote van prins Bernhard uiteraard in een lastig parket was geraakt, en nadat was gebleken dat het om verjaarde feiten ging, werd besloten af te zien van strafrechtelijke vervolging. Wel legde prins Bernhard zijn functies in het bedrijfsleven en bij defensie neer. Ook zou hij niet meer in uniform verschijnen.

De Tweede Kamer keurde (met uitzondering van de PSP) deze beleidslijn van het kabinet goed. Er was in het algemeen veel lof voor de wijze waarop het kabinet de crisis had aangepakt.

4.

1975: 'Bergrede' van CDA-voorman Aantjes

Op 23 augustus 1975 hield ARP-fractievoorzitter Aantjes tijdens een CDA-congres een rede, die bekend zou worden als de 'Bergrede van Aantjes'. Tijdens de besprekingen in KVP, ARP en CHU over de vorming van het CDA was een discussie ontstaan over de grondslag van de nieuwe partij.

Met name bij veel antirevolutionairen leefde de vrees dat het CDA een te vage grondslag zou krijgen en te 'grijs' zou worden. Zij wilden vasthouden aan het radicaal-evangelische karakter, zoals ook de ARP dat kende. Aantjes onderstreepte die wens in een indrukwekkende toespraak waarin hij een direct verband legde tussen de bijbel en de actuele politiek. Hij keerde zich tegen materialisme en onverschilligheid, en koos openlijk voor een progressief christelijke koers.

Ondanks de indruk die de rede had gemaakt, wees het CDA-congres in een meerderheid een verplichting aan haar vertegenwoordigers om het evangelie te onderschrijven af. Sommigen meenden dat Aantjes anderen te veel de 'christelijke' maat nam. Ook voor niet-christenen moest er plaats zijn in het CDA.

5.

1956: Uitbreiding ledental Tweede en Eerste Kamer

In 1956 lukte het eindelijk de uitbreiding van het ledental van de Tweede en Eerste Kamer tot stand te brengen. Vier jaar eerder was daartoe ook al een poging ondernomen. In beide gevallen strandden de voorstellen echter in de Eerste Kamer. Het voorstel om het aantal leden van de Tweede Kamer uit te breiden, kreeg toen in de tweede lezing geen tweederde meerderheid, omdat 17 senatoren tegen stemden.

De voorstellen kwamen er in 1956 wel vlot door. Op 23 augustus stemde de Eerste Kamer in met de uitbreiding. In november 1956 zouden 25 nieuwe Eerste Kamerleden en 50 nieuwe Tweede Kamerleden worden beëdigd.

6.

En verder...


<- vorige week