Wel een Colijnlaan, geen De Geerweg

26 juni 2020, column Bert van den Braak

De discussie over beelden van en monumenten voor historische figuren is flink opgelaaid. Het laat vooral zien dat het beeld van de geschiedenis kan veranderen. Dat deed zich eerder ook voor bij straatnaamgeving, met de wijziging in 1956 van 'Stalinlaan' in 'Vrijheidslaan' in Amsterdam als sprekend voorbeeld. Die verandering op zichzelf was geschiedschrijving optima forma. Onze staatsliedenbuurten lijken minder omstreden, maar toch zijn ook daar politieke aspecten niet te veronachtzamen. Wie wel en wie niet?

In mijn vroegere woonplaats woonde ik in een wijk met straten die waren genoemd naar meest twintigste-eeuwse politici en daarnaast onder anderen Thorbecke. Hoewel de gemeenteraad in meerderheid christendemocratisch was, waren alle stromingen netjes bedeeld. Ik woonde in de Albardalaan, genoemd naar de opvolger van Troelstra. Naast onder anderen Oud, Drees en Kuyper was dat een opvallende keuze. Blijkbaar moest er een derde socialist bij. Geen van de vernoemden was toen omstreden, al waren er in de eerste naoorlogse jaren vragen over KVP-leider Carl Romme. Hij was tijdens de bezetting commissaris van een reclamebedrijf dat Duitse propaganda had verzorgd. Minder bekend was dat Romme kort na de bevrijding een stuk had geschreven, waarin hij pleitte de parlementaire democratie sterk te beknotten. Daar was - ook in eigen kring - gelukkig geen steun voor en het raakte spoedig in de vergetelheid.

Romme was daarna onmiskenbaar een grote politieke figuur, net als Schouten, Gerbrandy en Colijn. Bij de twee eerstgenoemden overheerste - terecht - het beeld van onverschrokken strijders tegen het Nazibewind. Schouten gaf leiding aan de illegale ARP en verdween enkele keren in Duitse kampen, met als laatste het beruchte kamp Mauthausen. Gerbrandy was vanuit Londen een bezielende premier, die ondanks, ook door hemzelf erkende zwakheden (solist, impulsief), groot prestige verwierf bij de geallieerde bondgenoten. In de wintermaanden van 1944/1945 zette hij alles op alles om voedselhulp aan het verhongerende bezette land te regelen. Schouten en Gerbrandy waren na de bevrijding evenwel ook hardliners in het Indonesische conflict. Beiden bepleitten een gewapende strijd om de Republik Indonesia ten onder te doen gaan. Als het aan hen had gelegen, was de in 1949 tot stand gekomen overeenkomst met Indonesië afgewezen en gevolgd door een (ongetwijfeld bloedige) koloniale oorlog.

Colijn is sinds het verschijnen van een fraaie biografie1) over hem meer omstreden geraakt dan hij deels al was. Er was de nodige kritiek op de door hem gevoerde en falende crisispolitiek. Langeveld onthulde in 1998 echter dat Colijn als officier in Nederlands-Indië betrokken was geweest bij het vermoorden van dorpsbewoners, onder wie vrouwen en kinderen. Ten tijde van de straatnaamgeving speelde dat nog niet, zoals het toen ook onomstreden was dat er in ieder geval geen straat of laan naar De Geer zou worden genoemd. Het algemene beeld was immers dat De Geer als Londense premier zwak en slap was geweest en dat daarmee al zijn verdiensten van vóór 1940 (hij was tussen 1921 en 1940 twee keer premier en minister van Binnenlandse Zaken en van Financiën) teniet waren gedaan.

Een studie uit 20122) laat zien dat op dat beeld het nodige is af te dingen. Bij het oordeel over De Geer was duidelijk met twee maten gemeten. Colijn bracht nota bene kort na de capitulatie een defaitistische brochure uit over de in zijn ogen onvermijdelijke blijvende Duitse hegemonie. Opperbevelhebber Winkelman maande in mei 1940 zijn landgenoten geen verzet te plegen tegen de nieuwe machthebbers. Dat was exact hetzelfde wat De Geer in een radiotoespraak vanuit Londen had gezegd; toch werd hem dat verweten. Het beeld over De Geer werd in 1945 sterk beïnvloed door Gerbrandy, zijn opvolger als premier. Een door Gerbrandy geschreven memorandum over de Londense regeerperiode bevatte talloze (opzettelijke?) fouten, onder meer over een vermeende wens van De Geer tot vredesonderhandelingen. De meeste andere kabinetsleden namen afstand van dat geschetste beeld. Dat mocht niet baten.

Ik ben er niet voor om straatnamen te gaan hernoemen. Gerbrandy en ook Colijn zijn grote figuren uit onze parlementaire geschiedenis, net als Romme, Drees, Oud, Kuyper, Schaepman en De Savornin Lohman. Ook de vernoemingen vormen een tijdsbeeld, zowel door wie wel als niet 'een straat' kregen. Dat laatste gold lang ook voor Willem Schermerhorn. Hij was premier van het eerste naoorlogse kabinet, dat de wederopbouw in gang zette, en verder een vooraanstaand internationaal cartograaf. In 1946 trachtte hij als onderhandelaar een koloniale oorlog te voorkomen. Vooral daardoor was hij de gebeten hond van hardliners. Gelukkig is er enige jaren geleden in Delft alsnog een straat(je) naar hem genoemd3).


  • 1) 
    H.J. Langeveld, Dit leven van krachtig handelen, 1869-1933 (1998) en Schipper naast God, 1933-1944" (2004)
  • 2) 
    • M. 
      van der Kaaij, Een eenzaam staatsman, een biografie van Dirk de Geer (2012)
  • 3) 
    Niet in de professorenwijk, maar wel tussen de TU-gebouwen


Andere recente columns