1983 bezuinigingen, stakingen en kruisraketten
1983 was in velerlei opzichten een somber jaar, met hoge werkloosheid, de aankondiging van bezuinigingen, stakingen en dreigende nieuwe kernbewapening. Geen wonder dat het uit 1980 door de bekende tv-makers Van Kooten en De Bie bedachte woord 'doemdenken' regelmatig was te horen.
Nederland zat midden in een economische crisis en er waren grote tekorten op de begroting. Veel meer dan nu speelden thema's in de buitenlandse politiek. Met name Zuid-Afrika en de mogelijke plaatsing van kruisraketten stonden volop in de belangstelling.
Het hoog opgelopen financieringstekort (ruim 11 procent) brachten het in november 1982 aangetreden kabinet-Lubbers ertoe met ingrijpende bezuinigingen te komen, met name op de uitkeringen, de ambtenarensalarissen en op zaken als subsidies voor cultuur en welzijnswerk. Het maatschappelijk verzet groeide en werd zelfs grimmig. Minister De Koning werd in oktober 1983 tegen zijn schenen geschopt door een boze burger en premier Lubbers werd bij zijn jas vastgepakt.
Het gehele najaar van 1983 stond bol van de vakbondsacties. Zo zetten brandweerlieden het gehele Binnenhof onder het schuim. Het kabinet zette niettemin zijn plannen voort, al werd een korting op de ambtenarensalarissen met een half procent verminderd.
Inhoudsopgave van deze pagina:
In november 1982 trad het eerste kabinet-Lubbers aan. Het na de verkiezingen van 1981 geformeerde kabinet-Van Agt II van CDA, PvdA en D66 was spoedig ingestort, zonder ooit echt aan regeren te zijn toegekomen. In dat kabinet waren er voortdurende spanningen tussen enerzijds de PvdA en anderzijds CDA en D66. CDA-leider Van Agt en PvdA-voorman Den Uyl zaten noodgedwongen in hetzelfde kabinet.
Den Uyl wilde als minister van Sociale Zaken een actief werkgelegenheidsbeleid voeren, waarbij de overheid banen zou scheppen. Van Agt en de ministers Terlouw (Economische Zaken) en Van der Stee (Financiën) wilde juist ombuigingen om via lastenverlichting het bedrijfsleven meer ruimte te geven. Door voortdurende financiële tegenvallers bleef er geen geld over voor Den Uyls banenplan.
In mei 1982 leidde onenigheid over het financieel-economisch beleid tot de val van het kabinet. Er kwam een overgangskabinet van CDA en D66 (kabinet-Van Agt III), dat verkiezingen uitschreef. Uit die verkiezingen kwam de PvdA als grootste uit de bus, maar CDA en VVD hadden samen een meerderheid en vormden een kabinet. Van Agt was, hoewel hij lijsttrekker was geweest, niet meer beschikbaar als premier. CDA-fractievoorzitter Lubbers volgde hem op.
In de Kamer hadden CDA en VVD met 81 zetels (45 CDA en 36 VVD) een ruime meerderheid. In de Tweede Kamer zaten verder nog tien partijen, waarvan de PvdA met 47 zetels de grootste was. D66, in 1981 nog goed voor zeventien zetels, was teruggevallen naar zes zetels. De voorlopers van GroenLinks hadden tien zetels (CPN, PPR en PSP ieder drie en de EVP één). De voorgangers van de ChristenUnie hadden drie zetels (2 RPF en 1 GPV). De SGP-fractie telde drie leden. Nieuwkomer in de Kamer was in 1982 de Centrumpartij van Janmaat.
Belangrijkste politicus in de Tweede Kamer was CDA-fractievoorzitter Bert de Vries, een Groningse econoom, met een aanvankelijk nogal kleurloos imago. Hij was pas in 1978 Kamerlid geworden en leidde sinds november 1982 regeringsfractie CDA. De VVD-fractie werd geleid door de 33-jarige Ed Nijpels, die in mei 1982 Hans Wiegel was opgevolgd. Hij overtrof het succes van Wiegel en behaalde met zijn partij het beste resultaat. Om naleving van het gedetailleerde regeerakkoord veilig te stellen, koos de fractie voor strategisch monisme. Dreigende problemen in de coalitie werden in het torentje gladgestreken door de fractieleiders en kabinet.
Leider van de oppositie was de 63-jarige PvdA-leider Joop den Uyl. In de PvdA-fractie zaten nog bekende politici als Marcel van Dam, Ien Dales, Jos van Kemenade, Klaas de Vries en Kamervoorzitter Dick Dolman. De D66-fractie werd geleid door Maarten Engwirda. De linkse oppositiepartijen werden aangevoerd door Ria Beckers, Fred van der Spek en Ina Brouwer. Bas van der Vlies (SGP) was in 1983 ook al Kamerlid.
Het (eerste) kabinet-Lubbers trad in november 1982 aan. Premier Ruud Lubbers was in 1983 44 jaar. Na zijn ministerschap in het kabinet-Den Uyl was hij in 1978 fractievoorzitter van het CDA geworden. Hij kondigde als premier een 'no nonsens-beleid' aan, waarin sanering van de overheidsfinanciën en economisch herstel centraal stonden.
In het kabinet had de voormalige bankier Onno Ruding als minister van Financiën een centrale functie. Hij zou zich ontpoppen als een strikte handhaver van het begrotingsbeleid.
Aanvoerder van de VVD-ministers was vicepremier Gijs van Aardenne. Als minister van Economische Zaken had hij te maken met de ingrijpende herstructurering van de Nederlandse economie. Sommige bedrijfstakken (scheepsbouw, auto-industrie) zaten in zwaar weer. De ontmanteling van scheepsbouwconcern RSV was nog in volle gang. De overheid zag meer en meer af van overheidssteun voor noodlijdende bedrijven.
Belangrijke posities in het kabinet werden ook vervuld door de ministers Korthals Altes (Justitie), Rietkerk (Binnenlandse Zaken) en De Koning (Sociale Zaken). Als minister van Verkeer en Waterstaat was minister Smit-Kroes verantwoordelijk voor de gedeeltelijke overplaatsing van de PTT (toen nog staatsbedrijf) naar Groningen. Op VROM zat de jonge minister Winsemius. Hans van den Broek had als minister van Buitenlandse Zaken te maken met belangrijke dossiers als de kruisraketten en de EU. De CDA-ministers Deetman (Onderwijs) en Brinkman (Welzijn) moesten omvangrijke bezuinigingen doorvoeren.
Het kabinet had - de term 'no nonsens' wees daar al op - een zakelijke instelling. Lubbers, Ruding en Winsemius kwamen uit het bedrijfsleven en Brinkman gold als jonge ex-topambtenaar ook als een managerstype. Alleen staatssecretaris De Graaf had als ex-CNV-bestuurder banden met de vakbond, maar zijn beleid werd door die vakbonden fel bestreden. De staatssecretaris van volksgezondheid, Van der Reijden, kwam uit de kring van de werkgeversorganisatie.
Bij het aantreden van het kabinet-Lubbers I bevond de conjunctuur zich op een dieptepunt. Wel zou er anders dan in 1982 weer enige economische groei zijn (2 procent). De werkloosheid bereikte in 1983 een dieptepunt van 9,6 procent. Een toenemend aantal mensen deed daarom een beroep op een uitkering. Het begrotingstekort moest worden teruggebracht van ruim 11 procent naar 7 procent van het BBP.
Om het tij te keren sloten op 24 november 1982 de werkgers- en werknemerscentrale in de Stichting van de Arbeid een akkoord. Afgesproken werd dat de lonen gematigd zouden worden in ruil voor arbeidstijdverkorting. In het regeerakkoord werden verder strakke afspraken gemaakt over het financieel-economisch beleid. Het kabinet besluit tot forse bezuinigingen. Daartoe zou er gekort worden op sociale uitkeringen en salarissen van ambtenaren, onderwijzers en trendvolgers. Sectoren als volksgezondheid, welzijn en onderwijs moesten fors inleveren. Vanaf 1983 zouden de collectieve lasten dalen van 43,9 procent naar 42,9 procent in 1986.
Concrete maatregelen waren onder meer verhoging per 1 juli van de benzineaccijns met 11,8 cent, verlaging van het wettelijk minimumloon, korting op de jeugdhulpverlening van 15,9 miljoen gulden en een korting van 3,5 procent op de bruto lonen van ambtenaren en trendvolgers.
In juni 1983 kondigde minister Deetman aan dat het onderwijspersoneel minder moest werken, maar daar netto meer voor moest inleveren. Dat kwam bovenop eerdere kortingen op de onderwijssalarissen
De (aangekondigde) maatregelen leidden in de tweede helft van 1983 tot ongekende sociale onrust. Er werd gestaakt bij de posterijen en bij de politie, er werd geen vuilnis opgehaald, treinen en bussen reden enkele dagen niet en er werd veel en massaal betoogd. Vooral de ministers Rietkerk ('Boos op Koos') en Deetman lagen zwaar onder vuur.
Uiteindelijk besloot het kabinet de korting van de ambtenarensalarissen terug te brengen van 3,5 naar 3 procent.
Het financieel-economische beleid stond centraal en had ook gevolgen voor vrijwel alle andere beleidsterreinen. De bezuinigingen op onderwijs, ambtenarensalarissen, sociale zekerheid, welzijn, cultuur, openbaar vervoer en huursubsidies vloeiden uit dat beleid voort.
Het buitenlands beleid stond in 1983 volop in de belangstelling. Een deel van regeringspartij o.l.v. Kamerlid Jan Nico Scholten vond dat Nederland het voortouw moest nemen bij sancties tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Minister Van den Broek was daar tegen en wilde alleen een kritische dialoog met Zuid-Afrika.
De mogelijke plaatsing van kruisraketten beheerste ook de politieke agenda. Nederland stemde eind 1979 in met het NAVO-besluit in West-Europa nieuwe kernwapens (lange-afstandsraketten, de zgn. kruisraketten) op te stellen. Dat was een reactie op de plaatsing van SS20-raketten door de Sovjet Unie in Midden-Europa. Nederland zou echter afzien van plaatsing als het Oostblok alsnog bereid was tot wapenvermindering. Buiten de linkse oppositie waren er vooral in de CDA-fractie tegenstanders van de plaatsing te vinden.
Minister-president Lubbers en minister Van den Broek trachtte via overleg met de NAVO-bondgenoten en met de Sovjet-Unie beweging te krijgen in de standpunten over de bewapening. Gehoopt werd dat plaatsing zo alsnog kon worden afgewend.
Er was verder de nodige aandacht voor de situatie in Midden-Amerika waar in El Salvador en Nicaragua bloedige burgeroorlogen plaatsvonden. Nederland was kritisch over de rol die de VS daarin speelde en sommigen spraken openlijk steun uit voor de opstandelingen.
De tegenstellingen in de CDA-fractie over met name Zuid-Afrika en de kernbewapening, en in mindere mate over het inkomensbeleid, zorgden voor de nodige onrust. Vooral Stef Dijkman en Jan Nico Scholten waren kritisch over het kabinetsbeleid en keerden zich daar soms openlijk tegen. Dijkman werd gemaand geen standpunten naar buiten te brengen die tegen de lijn van de fractie ingingen.
In oktober 1983 kwam het tot een confrontatie toen Dijkman en Scholten het woordvoerderschap werd ontnomen voor de volkshuisvesting en buitenlandse zaken. Het partijbestuur steunde de fractie en drong er bij Dijkman en Scholten op aan, dat zij dan wel loyaal zouden zijn, dan wel hun zetel zouden opgeven. De twee dissidenten besloten hierop begin december uit de fractie te stappen en als tweemansfractie door te gaan. De regeringsmeerderheid liep daardoor terug van 81 naar 79.
1983 was in sommige opzichten een keerpunt. Vanaf dit jaar zette het economisch herstel en de gezondmaking van de overheidsfinanciën zich geleidelijk in. De werkloosheid liep terug van 533.000 naar 475.000 in 1986. Het aantal bijstandsuitkeringen, dat in 1983 nog met 17 procent steeg, kende in de jaren 1984 en 1985 nog slechts een groei van 6,8 en 1 procent. In 1986 daalde het aantal bijstandsuitkeringen met 3,2 procent.
Vanaf 1983 werd wel een begin gemaakt met herziening van het stelsel van sociale zekerheid. Die zou echter pas onder Lubbers II (1986-1989) worden doorgevoerd. Zo kwam er in 1986 een nieuwe Werkloosheidswet, die veel strengere eisen stelde aan het recht op uitkering, het uitkeringspercentage verlaagde naar 70 procent, een sollicitatieplicht instelde en met een plicht tot het aanvaarden van passende arbeid.
De discussie over plaatsing van de kruisraketten bereikte in november 1983 een hoogtepunt met een massademonstratie in Den Haag (circa 500.000 betogers). Op die betoging sprak ook prinses Irene. In juni 1984 wees het kabinet niettemin Woensdrecht aan als plaats voor mogelijke plaatsing van kruisraketten en op 1 november 1985 werd een definitief besluit over plaatsing genomen.
Doordat, vooral na het aantreden van Gorbatsjov in de Sovjet-Unie, de bereidheid tot wederzijdse vermindering van kernbewapening toenam, kon uiteindelijk toch worden afgezien van plaatsing van kruisraketten.
Het kabinet-Lubbers I dat in de maatschappij zo zwaar onder vuur lag, zat de rit uit. Vooral voor premier Lubbers en het CDA werd de regeringsdeelname een groot succes. De partij kwam bij de verkiezingen van mei 1986 met de leuze 'Laat Lubbers zijn karwei afmaken') als winnaar uit de bus. Met 54 zetels (winst negen) bleef het CDA de PvdA twee zetels voor. De VVD verloor echter negen zetels.
Meer over