Biografie van Joop den Uyl

Op 21 februari 2008 promoveerde Anet Bleich aan de Universiteit van Amsterdam op een proefschrift over oud-PvdA-leider Joop den Uyl. De biografie is verschenen onder de titel 'Joop den Uyl (1919-1987). Dromer en doordouwer'. Wie was de gedreven politicus Joop den Uyl en hoe verliep zijn politieke loopbaan?

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Milieu, jeugd, opleiding

Uyl, Dr. J.M. den

Johannes Marten den Uyl werd op 9 augustus 1919 geboren in Hilversum als vierde in een gezin van vijf kinderen. Hij had twee broers en twee zussen. Zijn vader was eigenaar van een mandenwinkel en overleed toen Joop tien jaar was. Joops ouders waren Gereformeerd en sympathiseerden met de ARP. Joop werd zelf lid van de AR-Jongeren.

Hij ging in Hilversum naar de lagere school en het Christelijk Lyceum en studeerde daarna economie aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. In 1942 deed hij doctoraal examen en werd hij ambtenaar. Twee jaar later brak hij met het geloof. In het zelfde jaar werd hij verder actief in de illegaliteit, onder meer bij Vrij Nederland. Ook trad hij in het huwelijk met Liesbeth van Vessem.

2.

Directeur WBS

Na de bevrijding werd Den Uyl sociaal redacteur bij Het Parool en daarna redacteur binnenland van Vrij Nederland. In 1946 werd hij lid van de Partij van de Arbeid. Drie jaar later, in 1949, volgde zijn benoeming tot directeur van de Wiardi Beckman Stichting (WBS), het wetenschappelijke bureau van de PvdA.

In die functie kwamen onder zijn leiding diverse publicaties tot stand, zoals De weg naar de vrijheid (1952) en Om de kwaliteit van het bestaan (1962). Joop den Uyl was in die zin in deze jaren de partij-ideoloog van de PvdA.

Tot zijn medewerkers behoorde onder anderen Ed van Thijn.

3.

Tweede Kamerlid en wethouder van Amsterdam

In 1953 werd Den Uyl tot gemeenteraadslid in Amsterdam gekozen (vier jaar later werd hij voorzitter van de raadsfractie). Bij de uitbreiding in november 1956 van het ledental van de Tweede Kamer, van 100 naar 150, was Den Uyl één van de nieuwkomers.

In de Kamer hield hij zich bezig met bezitsvorming en kruiste hij regelmatig de degens met de jonge staatssecretaris Norbert Schmelzer. Verder hadden specifiek Amsterdamse onderwerpen zijn belangstelling; hij was pleitbezorger van de bouw van de Coen- en IJ-tunnel. Na het aftreden van Jaap Burger in 1962 deed hij een vergeefse poging om fractievoorzitter te worden.

In november 1962 volgde Den Uyl Ab de Roos op als wethouder van Amsterdam. Hij kreeg de portefeuille publieke werken, economische zaken en havenzaken. Vanwege deze nieuwe functie keerde hij in 1963 niet terug als Tweede Kamerlid.

Als wethouder bevorderde Den Uyl de industrie- en havenontwikkeling van zijn stad. Hij haalde onder meer de firma's Mobil Oil en IBM naar Amsterdam. Ook maakte hij zich sterk voor ontwikkeling en toevoeging aan Amsterdam van de Bijlmermeer.

4.

Minister en lijsttrekker

De formatie van het kabinet-Cals in 1965, een combinatie van KVP, PvdA en ARP, bezorgde Den Uyl het ministerschap van Economische Zaken. Spoedig was hij, naast politiek leider en vicepremier Anne Vondeling, de belangrijkste PvdA-minister in het kabinet. Vondelings populariteit daalde bovendien snel, omdat hij als minister van Financiën enkele impopulaire maatregelen nam, zoals verhoging van de belasting op schoenen.

Den Uyls belangrijkste beleidsdaad was de sluiting van de kolenmijnen in Limburg. Dat was onderdeel van een economisch herstructureringsplan voor Zuid-Limburg. Verder onderhandelde hij met de oliemaatschappijen over de baten voor de staat van de aardgaswinning in het Nederlandse deel van de Noordzee.

In 1966 leed de PvdA nederlagen bij de Staten- en raadsverkiezingen en daarmee kwam de positie van Vondeling in het geding. De goede naam die Den Uyl als minister had opgebouwd, bracht de PvdA-leiding ertoe hem in september 1966 als nieuwe lijsttrekker naar voren te schuiven. Doordat het kabinet-Cals in oktober van dat jaar ten val kwam, werden er in februari 1967 vervroegde verkiezingen gehouden.

5.

Oppositieleider 1967-1973

Uyl, Dr. J.M. den

Als leider van de PvdA kreeg Den Uyl te maken met een roerige partij. Al in 1965 was de beweging Nieuw Links ontstaan, die aanstuurde op een radicalere koers en op partijvernieuwing. De komst van D'66 en de wijze waarop de KVP het kabinet-Cals ten val had gebracht, versterkte de roep om partijvernieuwing.

Inhoudelijk werd aangedrongen op een veel kritische Nederlandse opstelling in de NAVO (een minderheid van de PvdA was zelfs voor uittreden uit de NAVO), op verhoging van de ontwikkelingshulp, op volkenrechtelijke erkenning van de DDR en op verkleining van inkomensverschillen. Verder werd gepleit op democratisering van het onderwijs, vernieuwing van het staatsbestel (verkiezing formateur, beperkt districtenstelsel), verkleining van inkomensverschillen (nivellering) en op meer medezeggenschap in bedrijven.

De PvdA trachtte aanvankelijk samen met PSP en PPR samen te werken, met name op gemeentelijk en provinciaal niveau. Dit Progressieve Akkoord (PAK) viel echter spoedig uiteen. Daarna werd een verbond gesloten met D'66 en PPR, die samen gingen als 'progressieve drie'. In 1971 kwamen zij met een gezamenlijk verkiezingsprogramma en presenteerden zij een alternatief kabinet onder leiding van Den Uyl. Door zich scherp af te zetten tegen andere partijen (polarisatie) en door met een gezamenlijk programma te komen, wilde de progressieve drie de duidelijkheid in de politiek vergroten.

Na de verkiezingen van 1971 schoven de 'drie' Den Uyl naar voren als kandidaat-premier, maar met 52 zetels was die poging kansloos. Er kwam een kabinet-Biesheuvel van christen-democraten, VVD en DS'70. Laatstgenoemde partij was een rechtse afsplitsing van de PvdA onder leiding van Drees jr. De breuk met de PvdA was een gevolg van bezwaren tegen financieel-economische koers en tegen het buitenlandse beleid van de PvdA.

Na de val van het kabinet-Biesheuvel raakten, won de PvdA de verkiezingen (43 zetels, winst van vier) en werd zij opnieuw de grootste. Bij het ontbreken van alternatieven, stemden KVP en ARP uiteindelijk na een lange formatie in met de komst van een kabinet-Den Uyl.

6.

Leider van het meest linkse kabinet 1973-1977

De formatie van 1972-1973 bracht de PvdA terug in het kabinet en zorgde ervoor dat er voor het eerste sinds 1958 weer een PvdA-premier kwam: Joop den Uyl. De progressieve drie kregen in het kabinet 10 ministersposten (7 PvdA, 2 PPR en 1 D66), terwijl KVP en ARP er samen zes kregen. Het kabinet telde bovendien progressieve christendemocraten als Boersma, De Gaay Fortman en ook - de toen nog progressieve jurist - Van Agt. Het werd daarmee het meest linkse kabinet uit de geschiedenis.

Het kabinetsbeleid werd samengevat in het ambitieuze doel: spreiding van kennis, macht en inkomen. Basis van het regeerakkoord was 'Keerpunt 72', het verkiezingsprogramma van de progressieve drie, met echter wel enkele door de christendemocraten aangebrachte aanpassingen. Het regeerakkoord was echter beperkt en er waren vooral afspraken gemaakt over (mogelijke) conflictpunten.

Het kabinet verhoogde de uitgaven voor onder meer sociale uitkeringen, onderwijs, woningbouw (stadsvernieuwing) en welzijn. Het verlaagde de defensieuitgaven en beperkte de inkomensstijging van hogere inkomens. Minister Van Kemenade van Onderwijs ontwikkelde plannen om te komen tot één vorm van voortgezet onderwijs in de onderbouw (de Middenschool).

Eind 1973 keerde het economische tij, vooral omdat na een oorlog in het Midden-Oosten de olieprijzen enorm stegen. Nederland kreeg bovendien te maken met een olieboycot door de Arabische landen, omdat steun was gegeven aan Israël. Overigens profiteerde Nederland ook van de hogere opbrengsten uit het aardgas. Het kabinet trachtte de werkgelegenheid op peil te houden door stimulering van de economie.

Allengs bleek echter dat aan ombuigingen niet was te ontkomen en in 1975 kwam minister Duisenberg met de zgn. 1-procentsoperatie: het maximale groeipercentage waarmee de collectieve lasten op middellange termijn mochten stijgen, zou 1 procent bedragen.

Op wetgevingsgebied werden vele voorstellen ingediend, maar het kostte soms veel overleg om tot kabinetsbesluiten te komen. Het kabinet werd dan ook al snel afgeschilderd als een 'vechtkabinet'. Vooral wetgeving over de sturing van de economie (Wet investeringsrekening), over de macht van de ondernemingsraden en over het meedelen van werknemers in bedrijfswinsten (Vermogensaanwasdeling) waren omstreden. Deze ambitieuze voorstellen (door de progressieven aangeduid als 'maatschappij-hervormend') lieten lang op zich wachten, wat voor de PvdA-fractie reden was om de christendemocraten onder druk te zetten.

De verhouding tussen progressieven en christendemocraten verslechterde verder doordat KVP-minister Van Agt steeds meer onder vuur kwam te liggen. Van Agt keerde zich tot ongenoegen van de progressieven tegen een liberalere abortuswetgeving. Hij raakte bovendien zeer ontstemd over de wijze waarop de PvdA hem soms bekritiseerde. Als leider van het nieuwgevormde CDA werd hij zo steeds meer de tegenspeler van Joop den Uyl.

Den Uyl zelf moest zowel zijn eigen achterban in het gareel zien te houden, als de eenheid in het kabinet zien te bewaren. Hij oogstte lof voor de wijze waarop hij de Lockheed-affaire rond prins Bernhard wist op te lossen, maar kreeg kritiek omdat hij te veel partijman en te weinig kabinetsleider zou zijn. Bij zijn achterban steeg zijn populariteit, zeker nadat een wetsvoorstel over beteugeling van de grondprijzen in maart 1977 tot de voortijdige val van het kabinet leidde. De PvdA ging de verkiezingen van mei 1977 dan ook in met de leuze: Kies de minister-president.

7.

Mislukte formatie en oppositieleider

De verkiezingen van 25 mei 1977 werden een triomf voor de PvdA en voor Den Uyl: tien zetels winst en met 53 zetels het beste resultaat uit de geschiedenis. Den Uyl werd hierna direct tot formateur benoemd van wat zijn tweede kabinet moest worden. Na twee maanden liep de formatie vast en nadien werd uiterst moeizaam en met vallen en opstaan verder onderhandeld.

In de PvdA groeide de onvrede, niet zo zeer vanwege het programma, maar wel vanwege de taaie onderhandelingen door Van Agt, die in het geheel geen haast leek te hebben. De PvdA wilde bovendien de verkiezingswinst vertaald zien in de verdeling van de ministersposten. Van Agt blokkeerde dat. Ook terugkeer van Van Agt op Justitie was voor de PvdA onbespreekbaar. Uiteindelijk, in oktober 1977, ging de CDA-leider akkoord met een ministerschap op Binnenlandse Zaken.

De partijraad van PvdA wees onder leiding van Piet Reckman het akkoord over de zetelverdeling af. De PvdA-fractie stemde daarmee echter wel in. Den Uyl begon daarop met de laatste fase van de formatie: het zoeken van bewindslieden. Toen het CDA vasthield aan een ministerschap voor Andriessen, die zich kritisch had uitgelaten over het regeerprogramma, en voor de voormalige CHU-leider Kruisinga, strandde de formatie alsnog.

Het tweede kabinet-Den Uyl kwam er niet. Er werd een VVD-CDA-kabinet gevormd onder leiding van Van Agt en Wiegel. Joop den Uyl keerde - anders dan eerdere premiers - terug in de Kamer om leiding te geven aan de oppositie. Dat deed hij vol overgave, maar ook enigszins verbitterd. Hoewel het kabinet-Van Agt bepaald niet populair was, wist de PvdA daarvan niet te profiteren. De winst van 1977 ging in 1981 vrijwel geheel verloren. D66 onder leiding van Terlouw won als 'redelijk alternatief' de verkiezingen.

8.

Mislukt ministerschap

Terugkeer van het CDA-VVD-kabinet was na de verkiezingen onmogelijk, omdat die combinatie geen meerderheid meer had. Wederom volgde een moeizame formatie, die enkele keren vastliep. CDA en PvdA waren echter tot elkaar 'veroordeeld' in een combinatie met D66. Voor de PvdA was terugkeer van Van Agt als premier geen uitgemaakte zaak, maar uiteindelijk moest zij zich daarbij neerleggen. Den Uyl werd toen echter naar voren geschoven als vicepremier en als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat leek een soort 'sociaal-economische superminister' te worden.

Nadat de formatie eindelijk voltooid was, bleken de problemen geenszins voorbij. Het financieel-economische tij verslechterde met de dag en minister Van der Stee meldde de ene financiële tegenvaller na de andere. Den Uyl wilde echter geld voor zijn banenplan om daarmee de werkloosheid te lijf te kunnen gaan. Inmiddels werd echter duidelijk dat ook de PvdA niet ontkwam aan pijnlijke keuzes om de groei van de (sociale) uitgaven te beperken.

Den Uyl en zijn staatssecretaris Dales kozen er begin 1982 voor om in te grijpen in de Ziektewet. De door vakbonden en werkgevers afgesproken bovenwettelijke ziektewetuitkeringen zouden worden beëindigd. Fel verzet van de vakbond was het gevolg. Het leidde er in maart 1982 toe dat de PvdA dramatisch verloor bij de Statenverkiezingen. Enkele weken later stortte het kabinet in, omdat de PvdA-ministers zich verzetten tegen verdere bezuinigingen. D66 en CDA gingen voorlopig samen verder in een 'zomerkabinetje'.

Die keuze van D66 werd door een groot deel van de achterban niet in dank aangenomen en de PvdA wist op te krabbelen. Den Uyls populariteit bleek groter dan gedacht. De PvdA herstelde zich en won ten opzichte van 1981 zelfs drie zetels.

9.

Opnieuw oppositieleider 1982-1986

De winst van de PvdA verhinderde niet dat er opnieuw een CDA-VVD-kabinet kwam, ditmaal onder leiding van Ruud Lubbers. Den Uyl werd opnieuw aanvoerder van de oppositie.

 
Uyl, Dr. J.M. den

Het beleid van het eerste kabinet-Lubbers bood alle gelegenheid voor Den Uyl om fel van leer te trekken. Het kabinet bezuinigde op uitgaven voor sociale zekerheid, welzijn, openbaar vervoer, onderwijs en volkshuisvesting. Vooral uitkeringsgerechtigden, ambtenaren en onderwijzers moesten inleveren. De werkloosheid bereikte een naoorlogs record. Toen minister Ruding in een kranteninterview zei dat werklozen maar wat meer moeite moesten doen om werk te vinden, riep Den Uyl hem in de Kamer ter verantwoording.

Buiten het parlement had de PvdA zich inmiddels aangesloten bij het verzet tegen de plaatsing van kruisraketten (kernwapens) in Nederland. Den Uyl was één van de sprekers tijdens een massabetoging in Den Haag, in oktober 1983.


Het 'no-nonsens' herstelbeleid van het kabinet-Lubbers begon in 1986 langzamerhand echter zijn vruchten af te werpen. Lange tijd leek de coalitie van CDA en VVD op een nederlaag af te stevenen, maar de populariteit van Ruud Lubbers bleek groter dan verwacht. De verkiezingen leverden de PvdA vijf zetels winst op en een prachtig resultaat van 52 zetels. Die winst werd echter overtroffen door die van het CDA, dat negen zetels won en met 54 zetels de grootste werd. Lubbers kon, samen met de VVD, zijn 'karwei' afmaken.

De 'overwinningsnederlaag' was voor Den Uyl reden het fractievoorzitterschap neer te leggen.

10.

Afscheid 1986-1989

Al in 1982 was in de PvdA gesproken over de opvolging van Den Uyl. Den Uyl zelf wilde Van Kemenade als zijn opvolger, maar partijvoorzitter Van den Berg voelde meer voor FNV-voorzitter Wim Kok. De knoop kon niet worden doorgehakt en Den Uyl bleef aan.

Wim Kok was in 1985 echter bereid om over te stappen van de FNV naar de politiek. Bij de verkiezingen van 1986 was hij nadrukkelijk in beeld als opvolger van Den Uyl (ze stonden samen op de verkiezingsposter). Na de vorming van het tweede kabinet-Lubbers droeg Den Uyl op 21 juli 1986 het fractievoorzitterschap over aan Wim Kok. Hij bleef wel Kamerlid.

In de Kamer speelde Den Uyl een rol op de achtergrond, waarbij de nadruk lag op internationale contacten. In oktober 1987 werd bekend dat Den Uyl een ongeneeslijke hersentumor had. Hij overleed enige weken later, op 24 december.

11.

Terugblik, betekenis

Joop den Uyl speelde bijna 40 jaar een rol in de Nederlandse politiek. Aanvankelijk als partijideoloog, die opzienbarende artikelen schreef over de rol van de overheid, maar ook over het cultuurbeleid. Zijn wethouderschap in Amsterdam en ministerschap op Economische Zaken waren tamelijk succesvol, doordat hij met gezag zijn beleid kon verdedigen. Dat hij in 1966 de leiding van de PvdA kreeg was daarvan een logisch vervolg.

Dat leiderschap duurde twintig jaar. Het zwaartepunt ervan lag in de roerige jaren '60 en '70. Dat waren politiek roerige jaren, omdat het politieke bestel aan grondige vernieuwing toe leek. Jongeren eisten een plaats op, er was roep om grotere politieke duidelijkheid en nieuwe partijen (met name D66 en de PPR) kwamen op. Bovendien bood de ontkerkelijking en ontzuiling kansen aan zowel PvdA als VVD om sterker te worden.

Door de polarisatiestrategie en het presenteren van een alternatief kabinet onder leiding van Den Uyl werd Den Uyl de onbetwiste leider van 'links'. Dat resulteerde in 1973 in vorming van het meest progressieve kabinet met hem als premier en in 1977 tot de ongekende winst van de PvdA.

Den Uyl was sterk in het enthousiasmeren van zijn achterban door de bevlogen wijze waarop hij aandrong op grotere gelijkheid (zich daarbij overigens bewust zijnd van de smalle politieke marges).

Tegelijkertijd riep hij veel weerstand op. Tegenstanders vonden hem een drammer, die anderen financieel succes niet gunde. Bovendien leek hij te veel vast te houden aan verouderde economische opvattingen.

Daarnaast was hij niet bereid (of in staat) weerstand te bieden aan de linkervleugel die handige gebruikmaakte van de interne partijdemocratie. Een betrekkelijk klein, radicaal deel van de partijleden bepaalde daardoor grotendeels de koers. Dat leidde in 1977 mede tot de mislukte formatie.

Successen en nederlagen beheersten in hoge mate het politieke leven van Den Uyl. Ondanks die nederlagen is hij de parlementaire democratie altijd trouw gebleven. Dat kan worden gezien als uiting van zijn onverminderde strijdbaarheid, maar ook als teken van een zekere krampachtigheid. Dat neemt niet weg dat Den Uyl één van de belangrijkste politici was van de tweede helft van de twintigste eeuw. Een politicus bovendien die voor degenen die hem hebben gekend - of dat nu als mede- of tegenstander was - nog altijd tot de verbeelding spreekt.


Meer over