Het aftreden van minister De Graaf en de 'avond van Van Thijn' (2005): Weer geen bestuurlijke vernieuwing voor D66

Dit is een artikel in de serie Wandelingen door de Handelingen, een kijkje in de Nederlandse parlementaire geschiedenis aan de hand van spraakmakende debatten.

Op 22 maart 2005 werd het voorstel om de burgemeestersbenoeming uit de Grondwet te halen in tweede lezing verworpen in de Eerste Kamer. Een dag later trad minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties Thom de Graaf (D66) af. De kwestie is onder twee namen bekend; de 'Paascrisis' vanwege de uiteindelijke overeenstemming over een herzien regeerakkoord op paaszaterdag en de 'avond van Van Thijn' vanwege de prominente rol van PvdA-woordvoerder Ed van Thijn.

Zoals vaker het geval is, zette D66 bij toetreding tot het kabinet-Balkenende II in op bestuurlijke vernieuwing. Het kiesstelsel moest gewijzigd en burgemeesters zouden rechtstreeks verkiesbaar worden. In 2006 zouden alle burgemeesters ontslagen worden (dit werd de 'big bang' genoemd) en konden gemeentebewoners zelf een burgemeester kiezen. Hiervoor moest de Kroonbenoeming van burgemeesters uit de Grondwet worden gehaald - een proces waar het kabinet-Kok II mee begonnen was.   

Het voorstel kwam met een ruime meerderheid door de Tweede Kamer, maar daar stemden al een aantal Kamerleden van PvdA tegen. In de Eerste Kamer waren de stemmen van de PvdA-fractie nodig om tot een tweederdemeerderheid te komen. De fractievoorzitter in de Eerste Kamer, Han Noten, liet al doorschemeren alleen bereid te zijn voor te stemmen indien er concessies zouden worden gedaan. Tijdens het debat op 22 maart herhaalde woordvoerder Van Thijn deze bezwaren.

Hoewel De Graaf meerdere concessies deed - bijvoorbeeld over de bevoegdheden en de relatie met de politie-, stemde de gehele PvdA-fractie toch tegen. Omdat SP, GroenLinks, ChristenUnie en SGP dit ook deden, werd het voorstel verworpen. Een dag later trad De Graaf af - er tekende zich een heuse kabinetscrisis af. Die zaterdag (tevens paaszaterdag) bereikten de coalitiepartijen (CDA, VVD en D66) een akkoord over een herziening van het verkiezingsprogramma. Alexander Pechtold zou even later De Graaf opvolgen.

Handelingen Eerste Kamer 22 maart 2005

Minister De Graaf: Er kan nader worden bepaald of wij de wet in een aantal gemeenten thans laten ingaan en een nader besluit nemen voor de overige gemeenten. Dat wil dus zeggen dat wij een invoeringsbesluit nemen. Omgedraaid, kan je ook zeggen dat de wet geldt voor alle gemeenten met uitzondering van de gemeenten waarvoor dat nog niet in 2006 het geval is. 

De heer Platvoet (GroenLinks): Het besluit of in 2010 de burgemeester in alle gemeenten wordt gekozen, wordt dus niet nu genomen, maar doorgeschoven naar een volgende periode? 

Minister De Graaf: Het heeft mijn voorkeur dat de Kamer in wetgeving uitspreekt dat dit in 2010 in alle gemeenten wordt ingevoerd, maar als de wetgever inbrengt dat dit nog een apart invoeringsbesluit vergt, is dat technisch-juridisch absoluut mogelijk. 

De heer Van Heukelum (VVD): Ik raak zo zachtjes aan een beetje in verwarring. Punt een vind ik dat dit debat niet hier moet worden gevoerd, maar aan de overkant. Ik kan nog leven met het feit van een gefaseerde invoering, maar als ik de minister nu beluister, begin ik zo langzamerhand ook voor een ''big bang'' te voelen, want welke garantie heb ik überhaupt nog dat het wetsvoorstel niet wordt teruggedraaid? Wie weet wat er nog zal gebeuren. 

Minister De Graaf: Ik vrees dat de heer Van Heukelum net zo min als ik zelf ooit de garantie zal krijgen dat de wetgever in de toekomst zal doen wat wij nu willen. Dit geldt overigens niet alleen voor dit onderwerp. Ik besef dit ook en in die zin moet het woord onomkeerbaar per definitie worden gerelativeerd, behalve in de kwesties waarnaar de heer Van Thijn eerder heeft verwezen toen hij sprak over het theaterstuk. Ik zal niet ingaan op de opvattingen van de heer Van Thijn over de houding van andere fracties in dit huis; dit is ook niet aan mij. Wij hebben over twee punten nader gediscussieerd. De heer Van Thijn heeft de suggestie gedaan dat gemeenten zelf mogen bepalen of zij het willen. Ik ben daar geen voorstander van. In de eerste plaats, omdat het een verantwoordelijkheid van de wetgever is om te bepalen waar en wanneer het recht van burgers ontstaat. In de tweede plaats, omdat ik van mening ben dat het naast een slagvaardig stadsbestuur juist gaat om het recht van burgers om de burgemeester zelf te kiezen. De vraag is of de meerderheid van de gemeenteraad ter plaatse een beslissing moet nemen of dat de wetgever dit op nationaal niveau moet doen. Ik meen oprecht dat de beste keuze is dat de wetgever dit op nationaal niveau doet. Daarbij kan de wetgever beslissen om dit gefaseerd in te voeren of dit afhankelijk te stellen van de ervaringen. Dit heb ik al eerder gezegd. 

De heer Van Thijn (PvdA): De minister heeft gesproken over een fasering, afhankelijk van het welslagen van de dualiseringsoperatie in verschillende gemeenten. De gedachte is om zolang nog niet vaststaat hoe dit kan worden gemeten, de gemeenten zelf daarvan een beoordeling te laten geven. Dit moet natuurlijk allemaal passen in een wettelijk kader en natuurlijk mag de uniformiteit van het bestuur in Nederland niet op de schroothoop worden gegooid, maar ik kan mij voorstellen dat dit selectieproces, het oordeel van de gemeenteraden van de betreffende gemeenten, een belangrijke rol krijgt in de modaliteit die de minister aangeeft. Dit is de grondgedachte en die past ook in de democratiseringsgedachte. 

Minister De Graaf: Ik meen dat de wetgever een besluit moet nemen waar dit in 2006 zou moeten worden ingevoerd. Ik heb daar indicaties voor gegeven; het betreft de grote gemeenten. Ik denk dat het dan niet verstandig is om te zeggen dat het bijvoorbeeld wel in Amsterdam en niet in Rotterdam kan worden ingevoerd, omdat het afhankelijk is van de vraag of de gemeenteraad het een goed idee vindt. Dan kunnen ook andere overwegingen een rol spelen dan de vraag of men er in objectieve zin klaar voor is, want dat is moeilijk meetbaar zoals u weet. 

De heer Van Thijn (PvdA): Ook dat is lokale democratie. 

Minister De Graaf: Ja, lokale democratie is heel veel, wij kunnen ook een groot deel van onze Gemeentewet overlaten aan de gemeenten, maar dat wilt u niet en dat wil ik ook niet. Wij willen toch dat een aantal competenties op nationaal niveau worden vastgelegd door de wetgever, niet alleen de verhoudingen tussen de gemeenten, maar ook de rechten van burgers.

(...)

De heer Van Thijn (PvdA): Voorzitter. Mijn fractie heeft de balans opgemaakt. Er waren twee springende punten. Op het tweede punt, dat van het beheer van de politie, heeft de minister naar tevredenheid geantwoord. Op het eerste punt, het onomkeerbare proces, hebben wij problemen behouden. Wij hebben voorgesteld om in de eerste fase in 2006 de keuze aan de gemeente in te laten. Dat is afgewezen. Als wij nu goed wegen wat er is gezegd, is de situatie zo dat in 2006 x gemeenten, waarschijnlijk 25 of meer, de gekozen burgemeester ontvangen, of zij dat willen of niet. In 2010 wordt de tweede tranche doorgevoerd, tenzij - dat is altijd zo bij wetgeving - de wetgever tussentijds besluit om het toch anders te doen. Uiteindelijk gaat de gekozen burgemeester door in twee tranches in de periode 2006 tot 2010. Ik heb uitgelegd, met tal van argumenten, dat wij met deze gedwongen route waarbij de wetgever niet meer vrij is niet kunnen leven. Wij stemmen dus tegen de herziening van de Grondwet op dit punt.