Dit is een stap in de procedure van de totstandkoming van een wetsvoorstel. Voordat een wetsvoorstel besproken wordt in de plenaire zaal, vindt er eerst een schriftelijke voorbereiding plaats; het verslag is de eerste stap van de Kamer. Dit verslag helpt de indiener om vragen die het wetsvoorstel heeft opgeroepen te beantwoorden, en om te zien welke belangen er aan de orde zijn. De inbreng voor dit verslag wordt door de verschillende Eerste Kamerfracties bij de griffier van de betreffende commissie aangeleverd.
Deze inbrengen bestaan vooral uit vragen, en enkele voorbereidende opmerkingen. Hoewel er maar weinig commentaar in wordt geleverd, kan uit de inleidende zin vaak al worden opgemaakt hoe de desbetreffende fracties ertegenover staan: "De leden van de ...-fractie hebben met verbazing / teleurstelling / belangstelling / instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel".
De commissiegriffier voegt de inbrengen van de fracties samen tot een verslag, dat vervolgens naar de indiener gaat. De indiener reageert dan met een memorie van antwoord op de vragen die door de fracties zijn gesteld.
Bij hamerstukken staat in het verslag alleen dat het voorstel de commissie geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen. Bij andere wetsvoorstellen is er eerst een voorlopig verslag, waarna de memorie van antwoord volgt, en op basis daarvan wordt daarna een eindverslag samengesteld waarin staat dat de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid acht . Het wetsvoorstel gaat dan ter behandeling naar de plenaire vergadering.
Als de commissie na de memorie van antwoord nog meer informatie wil, wordt er in een nader voorlopig verslag om meer informatie gevraagd, die in een nadere memorie van antwoord wordt gegeven. Tenslotte wordt dan een eindverslag opgesteld waarin de commissie stelt dat de behandeling van het wetsvoorstel voldoende is voorbereid.