Lied van de 8-urendag - Steun voor Aalberse (1919)

De wettelijke beperking van de arbeidstijd tot acht uren per dag heeft de eerste minister van Arbeid, de rooms-katholieke prof. Aalberse, veel voldoening geschonken. Het ergerde hem slechts als de socialisten beweerden, dat deze Arbeidswet bewees, dat de regering toch gebukt was voor de revolutiedreiging van Troelstra uit november 1918.

Aalberse beweerde dat dit punt al eerder op zijn programma stond. Dit was in zoverre juist, dat in het werkplan, dat hij op 9 augustus 1918 in zijn dagboek opnam al vermeld stond: 'wettelijke regeling van de arbeidsduur van volwassen mannen: 10-8 urendag.' In het sociale program dat bij het conceptregeringsprogram van september 1918 was gevoegd, was het aantal uren echter niet ingevuld.

Er lag toen al, sinds 1911, een initiatiefvoorstel van de socialist Schaper, dat de invoering van een algemene tienurendag beoogde, welke in de loop van een achttal jaren geleidelijk tot acht uren zou moeten worden verkort.

Desalniettemin liep het wetsontwerp, dat Aalberse op 11 april 1919 indiende, met zijn 45-urige werkweek (de vrije zaterdagmiddag) destijds internationaal voorop. Schaper werkte dan ook loyaal aan de totstandkoming van de arbeidswet Aalberse mee.

Reeds drie maanden later, 11 juli 1919, vlak voor het zomerreces, liep de behandeling in de Tweede Kamer ten einde. 'Zo snel' noteerde Oud, 'is zelden een zo belangrijke zaak de Kamer gepasseerd'.

De SDAP zag in de eindstemming een bezegeling van haar overwinning. Zij hief een zegezang aan. Ietwat verbouwereerd zette de rechterzijde een tegenzang in. 'Het was een merkwaardig ogenblik' schreef Aalberse in zijn dagboek. 'Ik voelde me gelukkig en dankbaar, Onze Lieve Heer heeft me zichtbaar gesteund'.

De stenografie beschikte niet over de mogelijkheden om de kamerkoren in de Handelingen te vereeuwigen.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Handelingen Tweede Kamer, 11 juli 1919

De Voorzitter: Door den Minister is in de beweegreden een wijziging gebracht, nI. dat vervallen de woorden 'van jeugdige personen en vrouwen'. Dezelfde verandering wordt aangebracht in het intitulé. Ik neem aan, dat de Commissie van Rapporteurs tegen deze wijziging geen bezwaar heeft.

De beweegreden, thans luidende: 'Alzoo wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is, bepalingen vast te stellen tot beperking van den arbeidsduur in het algemeen en tot het tegengaan van gevaarlijken arbeid', wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

De Voorzitter: Er zijn tijdens de behandeling wijzigingen gebracht in het wetsontwerp, maar de Minister heeft mij medegedeeld, dat hij er geen bezwaar teger heeft, dat dadelijk tot de eindstemming wordt overgegaan. De Commissie van Rapporteurs heeft mij evenzeer verklaard, dat ook zij daartegen geen bezwaar heeft. Ik stel dus voor thans dadelijk de eindstemming te houden.

Daartoe wordt besloten.

Het ontwerp van wet wordt in stemm gebracht en aangenomen met 69 tegen 3 stemmen.

Vóór hebben gestemd de heeren A.P. Staalman, De Monté verLoren, Van Wijnbergen, Schokking, Heemskerk, Treub, Bakker, Schaper, Ketelaar, Rugge, Duys, mevr. Groeneweg, de heeren Helsdingen, Kleerekoper, Van der Waerden, Osendorp, Bomans, Duymaer van Twist, Troelstra, Teenstra, Swane, Van der Voort van Zijp, Kolkman, Snoeck Henkemans, De Geer, Oud, Bongaerts, Dresselhuys, Van Rijzewijk, Van de Laar, Niemeyer, Van Rappard, Reijmer, Koolen, De Jonge, Beumer, Kuiper, Oudegeest, Van den Tempel, Van de Bilt, L.M. Hermars, De Zeeuw, Heijkoop, Smeenk, Deckers, Lely, De Wilde, Van Dijk, Wintermans, Van Schaik, Haazevoet, Nolens, Van Zadelhoff, Poels, Ter Hall, De Savornin Lohman, De Groot, Henri Hermans, Schouten, Van Veen, Engels, Zijlstra, Fleskens, Bulten, Rutgers, Van Rijckevorsel, J. ter Laan, Abr. Staalman en de Voorzitter. Tegen hebben gestemd de heeren Van Ravesteijn, Wijnkoop en Kolthek.

De vergadering gaat tot nadere bijeen roeping uiteen.

Handelingen 1918/19 p. 3043

 

2.

Het Volk, 11 juli 1919

Het wetsontwerp wordt met 69 tegen 3 stemmen goedgekeurd. Tegen: revolutionairen. Een ontroerend ogenblik.

Als de voorzitter zegt: 'het wetsontwerp is goedgekeurd!' verheft de sociaaldemokratische Kamerfraktie zich van haar zetels en zingt uit volle borst ons lied van den 8-uren-dag!

Het bourgeoisgedeelte der Kamer staat een oogenblik verstomd. De voorzitter haast zich met een hamerklop de vergadering te sluiten teneinde niet in de formeele noodzakelijkheid te komen verkeeren van te trachten in te grijpen.

Als de roode fraktie ons lied heeft uitgezongen, vat de rechterzijde moed en begint onder aanvoering van majoor Duymaer van Twist, die de maat slaat, het 'Wilhelmus' te zingen.

Minister Aalberse wordt van verschillende zijden gelukgewenscht. Een der eersten, die hem de hand drukken is Schaper, den voorsteller van het initiatiefontwerp.

3.

N.R.C. 11 juli 1919

Tweede Kamer. Vergadering van Vrijdag 11 Juli

De Arbeidswet

De commiesgriffier riep de namen der leden op. Het was de eindstemming over een der belangrijkste wetten, ooit in ons parlement behandeld, en toch: niemand verkeerde in spanning. Men wist vooruit hoe het zou afloopen: alleen de revolutionaire socialisten zouden tegen de Arbeidswet stemmen.

Veel meer dan ongerustheid over het lot van het ontwerp vervulde één verlangen tal van afgevaardigden: zij allen wenschten onder de eersten te zijn, die minister Aalberse de hand drukten.

Reeds lang voordat de voorzitter had medegedeeld dat het wetsontwerp met 69 tegen 3 stemmen was aangenomen, hadden verscheidene leden zich achter de ministerstafel geposteerd; vlak achter minister Aalberse stond mr. De Savornin Lohman; een fijn glimlachje om de lippen. Liet hij zich na de aanneming van de onderwijzerssalariswet (voor een goed deel immers zijn werk) door minister De Visser gelukwenschen; ditmaal was hij het, die het eerst den minister van arbeid zijn hulde bracht.

Maar daar kwam rood van emotie een ander Kamerlid aanloopen, hij haastte zich voort en werkte met zijn ellebogen om maar zoo spoedig mogelijk minister Aalberse te kunnen feliciteeren. Onmiddellijk na de gelukwenschen van mr. De Savornin Lohman had deze die van den heer Schaper in ontvangst te nemen en de eene felicitatie zal hem even welkom zijn geweest als de andere.

Treffend contrast; de oude 'conservatief' (zooals de leider der Christelijk-Historischen zoo dikwijls door de sociaaldemocraten gescholden is) en de nog jeugdigvlugge sociaaldemocraat die eens Aalberse's concurrent was bij den strijd om de 10urenmoties en die kort geleden zijn eigen achturenwet door het regeringsvoorstel zag vervangen.

De bijval van den grijsaard, die met de jaren steeds vooruitstrevender wordt, die wijlen Talma menig moeilijk oogenblik bezorgd heeft en nu voortdurend op rustige, stille wijze den eersten minister van arbeid ten steun is geweest, zal dezen even aangenaam getroffen hebben als de spontane hartelijkheid van den pittigen, beweeglijken sociaaldemocraat, die steeds voor verkorting van den arbeidsduur op de bres heeft gestaan en zonder ijverzucht den minister de eere gunde, welke in waarheid ook hem voor een aanzienlijk deel toekwam.

Minister Aalberse kwam nog steeds handen tekort toen plots een luid gezang weerklonk. Tal van sociaaldemocraten, de heeren Ossendorp en Hermans en mevrouw Groeneweg hoorde men boven de anderen uit, hieven in congresstemming het achturenlied aan. Staande zongen zij het gansche eerste couplet.

De voorzitter, die nog niet officieel de vergadering gesloten had, deed dit in aller ijl zoodra het gezang een aanvang nam. Nauw was het verstomd of de heer Duymaer van Twist nam aan de overzijde de leiding. Luide zingend sloeg hij tevens de maat: het Wilhelmus klonk door de Kamer. Zoo bracht de Arbeidswet nog een ander novum dan den achturendag; zij maakte van onze nuchterprozaïsche Kamer een tweetal geestdriftige liedertafels.

 

Meer over

Literatuur

  • J.P. Gribling, P.J.M. Aalberse, p. 350