Al doen GroenLinks en PvdA net als in 2023 met één lijst mee aan de verkiezingen en al is er een gezamenlijk verkiezingsprogramma de echte fusie moet nog tot stand komen. Voor het slagen is electoraal succes belangrijk, maar misschien nog wel meer ruimte bieden aan intern debat, zoals dat lang gebruikelijk was in partijen, en zeker in de PvdA.1)
Partijfusies zijn een bekend verschijnsel in de Nederlandse politiek. In 1908 ontstond de CHU, in 1921 gingen liberale partijen op in de Vrijheidsbond. In 1946 ontstond de Partij van de Arbeid als fusie van SDAP, VDB en CDU (aangevuld met progressieve katholieken). Hoewel geen echte fusie was ook de VVD in 1948 resultaat van het samengaan van liberalen (PvdV) en een deel van de vrijzinnig-democraten. Weer later ontstonden CDA (1980), GroenLinks (1991) en ChristenUnie (2000).
Zij kenden ieder hun eigen wordingsgeschiedenis. Bij het CDA was er sprake van een beweging van onderop (‘Wij horen bij elkaar’), waarbij gemeenten en provincies voorop liepen en er een federatie kwam, met een inspirerende voorzitter (Piet Steenkamp). Bij GroenLinks gaven de Europese verkiezingen een impuls aan CPN, PSP, PPR en EVP om samen te gaan. Net als bij de christendemocraten (in 1963 nog 76 Tweede Kamerzetels) speelde verder electorale achteruitgang een belangrijke rol. De ChristenUnie ontstond nadat in beide Kamers (de Eerste Kamer voorop) fracties nauwer waren gaan samenwerken. In de praktijk bleken verschillen tussen GPV en RPF minder groot dan uit geschiedenis en beginselen leek.
Over de vraag in hoeverre die fusies nu volledig als succes moeten worden gezien, kun je twisten. Het CDA wist onder Van Agt en Lubbers een sterke positie te behouden en kon na de Paarse periode onder Balkenende sterk terugkeren. Blijvend was het succes niet. Nu lijkt een nieuwe opleving aanstaande, maar 25 zetels is nog lang geen 54 (zoals in 1986 en 1989). GroenLinks en ChristenUnie kenden pieken en dalen, maar alleen die laatste partij bracht het in 2007 (Balkenende IV) en 2017 en 2021 (Rutte III en IV) tot regeringsdeelname.
Wel kun je zeggen dat de fusiepartijen er in slaagden een eigen ‘gezicht’ te krijgen, ondanks de andere cultuur en achtergrond van de deelnemende partijen. De sfeer bij de CPN was anders dan bij PPR en PSP en dat gold evenzeer voor die bij CHU, ARP en KVP. Misschien hielp het dat die drie partijen in zichzelf al veelkleurig waren. Er was een samenbindend religieus element, maar alle drie partijen kenden vleugels. In de ARP was ruimte voor de ‘rechtse’ Maarten Schakel en de progressieve Hans de Boer. De CHU liet Kamerleden grote vrijheid bij het bepalen van hun stem. En in de KVP was, zelfs onder de machtige Romme, ruimte voor ‘dissidenten’, zowel uit de vakbondsvleugel als ter rechterzijde (denk aan Welter in de jaren vijftig).
Ook de PvdA kende een traditie van vleugels. De atlanticus Max van der Stoel bijvoorbeeld naast atoompacifisten en de ‘liberaal’ Hein Roethof naast ‘christen-socialisten’. Er was altijd een vakbondsvleugel. In vergaderingen mocht het knallen en zelfs tijdens het kabinet-Den Uyl was afwijkend stemmen toegestaan (in 1975 en 1976 stemde een deel van de fractie bijvoorbeeld tegen ingrijpen in de lonen). Discussie en interne strijd werden meer als kracht dan als zwakte gezien, als de rijen maar weer tijdig sloten.
Vraag is of de nieuwe fusiepartij die ruimte aan debat gaat bieden. Hoewel er strategisch goede redenen zijn voor GroenLinks en PvdA om te fuseren, is het nog de vraag in hoeverre er sprake zal zijn van een ‘brede’ progressieve partij. Wel is inmiddels bij GroenLinks ongetwijfeld een deel van de linkervleugel vertrokken naar SP, Partij van de Dieren en zelfs BIJ1 (denk aan lijsttrekker Tofik Dibi). GroenLinks is in die zin veel gematigder geworden.
Voor het succes van een echt brede linkse partij is ruimte laten voor discussie, zonder elkaar direct de progressieve maat te nemen, essentieel. Of het huidige ‘eigen gelijk’ in onze geïndividualiseerde maatschappij kan worden ingeruild voor de gedachte ‘wij horen bij elkaar’ zal moeten worden bezien. Als tegenbeweging tegen versplintering was het samengaan van GroenLinks en PvdA een eerste stap. Om tot echte blokvorming te komen en kiezers heldere keuzes te kunnen bieden, is meer nodig. Dat geldt overigens in belangrijke mate ook ter rechterzijde. Het zal de regeerbaarheid van het land ten goede komen.
1) Hierover ook podcast Betrouwbare Bronnen aflevering 532, met Coen van de Ven, auteur van het boek Een links verhaal. Hoe GroenLinks en de PvdA ondanks alles één werden, (Das Mag Uitgevers, 2025)