Het kabinet-Den Uyl en het haperende geheugen

9 juni 2023, column Bert van den Braak

In een recente aflevering van de podcast Betrouwbare Bronnen1) kwamen drie oud-bewindspersonen uit het kabinet-Den Uyl aan het woord. In mei was het vijftig jaar geleden dat dit kabinet aantrad. De anekdotes en verhalen van oud-minister Jan Pronk en de oud-staatssecretarissen Laurens Jan Brinkhorst en Martin van Rooijen waren boeiend en informatief, maar zij bevestigden ook wel deels dat zich rond het roemruchte kabinet-Den Uyl veel mythes hebben gevormd. Mythes vooral wat de prestaties betreft.

Zo meende Van Rooijen dat de regeling van vermogensaanwasdeling (VAD), een fonds waarin 'overwinsten' van bedrijven zouden komen om daarna aan werknemers te worden uitgekeerd, uiteindelijk toch tot stand was gekomen. Dat is niet zo. Het kabinet-Van Agt/Wiegel (CDA/VVD) paste het door het kabinet-Den Uyl ingediende wetsvoorstel aan (beter: ontdeed het van de socialistische wensen), maar het kabinet-Lubbers I trok het voorstel in 1983 in. Ook over de Wet op de ondernemingsraden bleek een onjuist beeld te bestaan. In Betrouwbare Bronnen leek het de deelnemers te zijn ontgaan, dat de wet zoals Albeda (Van Agt/Wiegel) die tot stand bracht juist op het cruciale punt afweek van het voorstel van zijn voorganger Boersma. Er kwam geen verzelfstandigde ondernemingsraad.

Ook de Wet Investeringsrekening (WIR), een subsidiewet voor het bedrijfsleven, kwam er, maar zij was ontdaan van die toeslagen die 'links' juist had gewenst (bijvoorbeeld voor arbeidsplaatsen). Voor het vierde 'maatschappij-hervormende wetsvoorstel' over de grondpolitiek (waarover het kabinet in maart 1977 struikelde) gold hetzelfde. Links wilde de grondprijzen laten bepalen op basis van de gebruikswaarde en niet van de verkeerswaarde. De Wet agrarisch grondverkeer die Braks in 1977 tot bracht, had het omgekeerde principe. (Overigens was het verschil in praktische uitwerking minder groot dan voorgesteld.)

Jan Pronk, die heel mooi de sfeer en de geest van vernieuwing in het kabinet beschreef, had een te rooskleurig beeld van de parlementaire debatcultuur in die tijd. Ja, er waren spannende debatten in de Tweede Kamer, maar zelden omdat het er om ging of het kabinet een wetsvoorstel er doorheen zou krijgen of omdat een crisis dreigde. Die momenten waren er slechts zelden, bijvoorbeeld in 1974 bij de wet inzake de huurverhoging. Spannend was het vooral vanwege de onderwerpen: de dreigende sluiting van de abortuskliniek Bloemenhove, de mogelijke levering van reactorvaten aan Zuid-Afrika, de vlucht van oorlogsmisdadiger Menten en het Lockheedschandaal rond prins Bernhard. Het enige echt spannende debat door de onzekere uitkomst was dat over de stormvloedkering in de Oosterschelde. Toen maakte verdeeldheid in het regeringskamp steun van de CPN noodzakelijk om tot een meerderheid te komen. Dat lukte.

Spannend was juist niet het debat over aanschaf van de F16. De PvdA stemde tevoren met minister Vredeling af tot hoever de kritiek mocht gaan! Bij de Bloemenhovedebatten leek een deel van de PvdA-fractie zich tegen minister Van Agt te willen keren, maar doorgebeten werd er nooit. Dat gold evenzeer voor het zogenoemde tweede Mentendebat, waarin Aad Kosto (PvdA) Van Agt de wacht aanzegde, maar geen motie van wantrouwen indiende.

Dat het 'leuk' was, kun je als verdienste van het kabinet-Den Uyl zien, resulterend in de hoge opkomst bij de verkiezingen van 1977. Maar verder kon het, afgezien van de stadsvernieuwing, weinig blijvends presteren. De Wet openbaarheid van bestuur en de Nationale ombudsman kwamen er pas onder Van Agt/Wiegel. De Middenschool kwam er nooit, net zomin als de Wet openbaarheid van inkomens of een nieuw zorgverzekeringsstelsel. En ja, de overheidsfinanciën waren in 1977 nog redelijk op orde. Maar de collectieve uitgaven waren toen al onverantwoord opgelopen, waarvan volgende kabinetten de wrange vruchten plukten.

Het kabinet-Den Uyl was bijzonder en paste bij het progressieve tijdsbeeld. Zijn successen zijn echter grotendeels mythes. En de kans dat een tweede kabinet-Den Uyl wel tot een succes zou zijn geworden, is uiterst onwaarschijnlijk. Van het CDA maakte inmiddels ook de (rechtse) CHU deel uit en in de Senaat was de tegenstand groter. Dat dit nooit is gebleken, kwam omdat omstreden wetsvoorstellen die Kamer nooit bereikten.




Andere recente columns