P.C. Hooftprijs van 1984
De P.C. Hooftprijs is een van de meest prestigieuze literaire onderscheidingen in Nederland, jaarlijks toegekend voor een volledig oeuvre in poëzie, proza of essayistiek. In 1984 ontstond een controverse rondom deze prijs die de relatie tussen politiek en literatuur in Nederland op scherp stelde.
Inhoudsopgave van deze pagina:
In 1984 droeg de jury Hugo Brandt Corstius voor als winnaar van de P.C. Hooftprijs. Brandt Corstius, bekend om zijn scherpe en satirische columns onder pseudoniemen als Piet Grijs en Battus, had zich kritisch uitgelaten over het kabinet-Lubbers I. Zijn vergelijking van minister van Financiën Ruding met Adolf Eichmann, vanwege diens bezuinigingsbeleid, leidde tot veel ophef.
Minister Elco Brinkman van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur weigerde de prijs aan Brandt Corstius toe te kennen. Hij stelde dat Brandt Corstius "het kwetsen tot instrument had gemaakt" en vond het ongepast om hiervoor een staatsprijs uit te rijken. Naast de brede maatschappelijke ophef ontstond er ook binnen de VVD onenigheid over de kwestie. Fractievoorzitter Ed Nijpels had zich aanvankelijk neergelegd bij de beslissing van minister Brinkman, maar binnen de fractie groeide het verzet.
Tijdens een Kamerdebat in februari 1985 werd een door PvdA'er Frits Niessen ingediende motie gesteund door drie VVD-Kamerleden. De motie riep op tot onafhankelijkheid bij de toekenning van literaire prijzen en was een directe reactie op de ministeriële inmenging in de P.C. Hooftprijs. De steun van enkele VVD'ers liet zien dat de partij verdeeld was over de mate waarin de overheid invloed mocht uitoefenen op culturele erkenning. Dit conflict in de VVD onderstreepte de spanning tussen politieke bemoeienis en artistieke vrijheid. En de verdeeldheid tastte de positie van Nijpels aan.
De beslissing van Brinkman leidde tot een storm van protest binnen de literaire en journalistieke gemeenschap. Velen beschouwden het als een vorm van censuur en een gevaarlijk precedent van overheidsbemoeienis met literaire beoordelingen. Als gevolg van de controverse werd de P.C. Hooftprijs in 1984, 1985 en 1986 niet uitgereikt. Uiteindelijk werd besloten de prijs los te koppelen van de overheid. In 1987 werd de onafhankelijke Stichting P.C. Hooftprijs voor Letterkunde opgericht, die sindsdien verantwoordelijk is voor de toekenning. In datzelfde jaar ontving Brandt Corstius alsnog de prijs.
Deze affaire benadrukte de toenmalige spanningen tussen politiek en literatuur in Nederland. Het riep vragen op over de rol van de overheid in culturele aangelegenheden en de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. De kwestie diende als een belangrijk precedent voor de onafhankelijkheid van culturele prijzen en de bescherming van kritische stemmen binnen de samenleving.
De P.C. Hooftprijs-controverse van 1984 blijft een cruciaal moment in de Nederlandse literaire en politieke geschiedenis, dat het belang van een duidelijke scheiding tussen staat en cultuur benadrukt.