Het dilemma van de PVV
De partijen in de Tweede Kamer die niet deelnemen aan de gesprekken over de kabinetsvorming scheppen er al weken een behagen in de PVV-fractie te jennen met haar behoedzaamheid, als het gaat om het innemen van sterke standpunten. Nog kort vóór de verkiezingen vond Geert Wilders dat aan het eigen risico in de ziektekostenverzekering onmiddellijk een einde moest komen. Wat viel daar nog over af te wegen? Dat blijkt inmiddels toch anders te liggen en dat wordt de PVV met enig sardonisch genoegen onder de neus gewreven.
Het toneel is op zichzelf niet abnormaal: partijen die onderhandelen over een toekomstig regeerakkoord, houden de sterke standpunten in Kamerdebatten liever even voor zich. Maar, voor de PVV moet dit een heel nieuwe ervaring zijn. Voor de waarnemer geldt: in plaats van zich daar alleen over te vermaken, moet dat ook leiden tot een andere bevinding.
Immers, populistische partijen willen naar hun aard helemaal niet meedoen aan vage compromissen van elitaire partijen. Zij willen juist ‘het volk’ vertegenwoordigen tegen ‘met elkaar pacterende elites’ die hun beloften na verkiezingen altijd vergeten. Maar wat gebeurt er nu? Hoe je het ook wendt of keert, geheel tegen haar populistische karakter in meent de PVV nu zich niet tegen dit elitaire vals spelen af te mogen zetten maar eraan mee te moeten doen. De PVV maakt de indruk ter wille van deelname aan de regering bereid te zijn politiek ‘in te burgeren’ en dus al dit verwerpelijke compromisgedrag over te willen nemen. Het bewijst dat de partij er heel veel voor over heeft mee te mogen doen. Misschien is dat wel een hardere politieke oefening dan zich formeel trouw verklaren aan de democratische rechtsorde, al vertrouwt NSC van Pieter Omtzigt het nog steeds niet.
Het probleem van de discussie daarover, waarmee de formatie moest beginnen, is dat er nauwelijks over te discussiëren valt: je aanvaardt de kern van Grondwet en bijbehorende rechtsbeginselen of je aanvaardt die niet. De discussie daarover is waarschijnlijk binnen vijf minuten afgesloten; de PVV zal ongetwijfeld op gedragen toon in positieve zin hebben gesproken. Veel belangrijker is dat de partij zich er consequent naar gedraagt en meer levert dan vrome woorden en geduldig papier.
De vraag of de democratische rechtsorde in het handelen van de PVV voortaan centraal staat is alleen te beantwoorden in de politieke praktijk van alledag. De andere partijen in de formatie kunnen maar twee dingen doen: of zij vertrouwen het niet en dan hoef je ook geen weken met elkaar aan tafel te zitten. Ofwel in alle vormen van samenwerking verplichten zij zich dag aan dag met grote scherpte op te letten dat de PVV – en zij niet alleen! – de rechtsorde werkelijk serieus neemt.
Dat geduldige papier is er niet als het gaat om het financiële kader waarin zal moeten worden gewerkt en dat zal moeten beantwoorden aan klassieke Nederlandse maatstaven van soliditeit en overigens ook naar tamelijk dwingende Europese maatstaven. Geen wonder dat het daar, naar is gebleken, echt begint te schuren en pijn te doen. Zo zeer dat Omtzigt in deze fase de formatie verlaat. De PVV heeft zelfs nooit maar een poging gedaan serieus werk te maken van verantwoordelijk nadenken en deugdelijk afwegen. Waarom zou zij ook? Tot 22 november heeft Geert Wilders als goed populist immers nooit geloofd dat hij zou gaan deelnemen aan de regering. Nu dat wel mogelijk is, komt hij te staan voor het dilemma: aanvaard ik de vereisten van deugdelijke financiële voorwaarden met bijbehorende concessies aan andere partijen?
Het lijkt misschien niet zo, maar erkenning van financieel-economische eisen van soliditeit is een essentieel politieke onderdeel van de democratische rechtsorde; een onderdeel waar vrome woorden niet voldoende zijn en geduldig papier niet volstaat. Daar kon het, net als in 2012 toen Wilders noodzakelijke bezuinigingen niet wilde aanvaarden, wel eens te veel voor hem worden.
Dus is het nog maar de vraag of dat kabinet-Wilders er echt komt, daargelaten of het er wel zou moeten komen. Tenzij het optreden van de PVV in de Tweede Kamer een voorbode zou blijken van een serieus streven naar concessie en compromis, en dus tot ‘democratische inburgering’. Wilders had eind januari gelijk: het wordt nu echt spannend. Belangrijker is dat de partijen elkaar blijkbaar nog steeds niet vertrouwen.