Provinciale elitecolleges

30 augustus 2019, column J.Th.J. van den Berg

Met de provinciale collegevorming blijft het tobben, vooral met het vermogen om snelle groeiers in colleges te absorberen. In 1999 was er plotseling sterke winst van GroenLinks, maar tot de colleges drong het amper door. Hetzelfde overkwam de SP in 2007: ze kon winnen wat ze wilde, maar zonder succes. In 2011 behaalde de PVV een monsterzege, maar eveneens vergeefs. Afgelopen voorjaar werd Forum voor Democratie, landelijk gerekend, zelfs de grootste partij, maar opnieuw vrijwel zonder effect op de samenstelling van colleges van gedeputeerden.

GroenLinks en SP zijn inmiddels wel aanvaard als collegepartijen, maar daar was blijkbaar in beide gevallen een tweede aanloop voor nodig, van de SP in 2015 en van GroenLinks, dit jaar. De SP kreeg zes gedeputeerden in 2015, die ze dit jaar weer allemaal is kwijtgeraakt, in hoofdzaak door eigen toedoen. Ron Meijers strategie van de ‘opgestoken middelvinger’ bleek effectief. GroenLinks behaalde vroeger ook wel eens een zetel in de colleges, maar dit jaar steeg hun aantal van twee naar negen. De CU verdubbelde trouwens haar aantallen gedeputeerden, wat ook gold voor de PvdA: aan kiezers niets gewonnen, maar aan gedeputeerden zoveel te meer, van zes naar elf.

Nu moet worden toegegeven dat in diverse provincies, Zuid-Holland voorop, tamelijk hartstochtelijk is geprobeerd Forum erbij te halen, maar zonder succes. Niet toevallig heeft daar de formatie maandenlang geduurd. Alleen werd in Den Haag, nota bene onder leiding van aartstacticus Hans Wiegel, een beginnersfout gemaakt. Partijen gingen daar de weg op naar een combinatie met FVD, uiteindelijk om een meerderheidscollege in te richten. Als het ‘motorblok’ (een minderheid) het eens was, zou een kleine partner worden gezocht voor de meerderheid. In een kleine reeks van gemeenten is de laatste tien jaar gebleken dat dit niet werkt. Het dwingt de ‘laatste partner’ om zo ongeveer bij het kruisje te tekenen en dat gebeurt nu eenmaal niet.

Belangrijker is, dat het oude streven in provincies naar brede politieke basis is gebleven, maar dat het colleges met heel krappe meerderheden heeft opgeleverd. Nu is dat voor een deel een algemeen verschijnsel in Nederland. Ook het kabinet rust op brede basis, maar het heeft niet eens in beide Kamers een meerderheid. In veel gemeenten, groot en klein, is hetzelfde te zien: breed samengestelde colleges, maar slechts steunend op een krappe meerderheid in de raad1). Het is het blijkbaar onvermijdelijke gevolg van de politieke versnippering. Daarin onderscheiden zich provincies niet van andere overheden.

Toch is er ook nog iets anders aan de hand. Decennia lang leek het provinciale bestuur resistent tegen elke verkiezingsuitslag. Uiteindelijk werd het steeds weer een college van CDA, PvdA en VVD. Nieuwe partijen dienden zich wel aan, maar werden voornamelijk genegeerd. Ten dele terecht, omdat kiezers de neiging hebben om bij Statenverkiezingen te experimenteren met hun voorkeur. Maar, elke vier jaar weer met andere partijen. Totale negatie daarvan stond desondanks niet echt fraai. De kiezersresistentie kon niettemin voortbestaan, omdat de colleges tegelijk bleven beschikken over een ruime meerderheid in de Statenvergadering.

Die tijd is over. De drie traditionele stromingen behalen op geen stukken na meer een meerderheid. Dat zou ertoe kunnen leiden om nu eens de stap te zetten naar de winnaar en die als het ware voorrang te geven. Dat is zowel in 2011 als in 2019 alleen in Limburg gebeurd. Dit jaar zelfs met een uitzonderlijk ‘extraparlementair college’ waaraan vertegenwoordigers van zowel FVD als PVV meedoen naast een gedeputeerde afkomstig van GroenLinks. Die is bij haar partij 'weg gestolen' door formateur Ger Koopmans, zoals ooit ministers van de ARP door formateur Jaap Burger uit hun partij vandaan werden gestolen om het kabinet-Den Uyl aan een meerderheid te helpen.

De brutaliteit van Koopmans’ actie staat buiten kijf, maar zij leverde het enige echt breed samengestelde college van gedeputeerden in Nederland op. Alle andere colleges halen amper een politieke meerderheid. Naar traditionele maatsteven lijken ze breed samengesteld, maar bezien vanuit de polariteit van maatschappelijke elite en ‘het gewone volk’ zijn ze nogal eenzijdig van karakter.

Het provinciaal bestuur is zodoende het bestuur van ‘ons soort mensen’ geworden en dat behoort het in een democratie niet te wezen. Opnieuw kiezersresistentie dus, maar dan getransformeerd naar tijden van versnippering.


  • 1) 
    Joan Smithuis, Hub van Wersch en Joop van den Berg, Van campagne tot compromis. Collegevorming in Nederlandse gemeenten 2010–2018, Amsterdam: Boom, 2019 (verschijnt in de eerste week van september).


Andere recente columns