Parlementaire ondervraging naar ongewenste beïnvloeding van maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland

Op 2 juli 2019 stelde de Tweede Kamer een tijdelijke parlementaire ondervragingscommissie in die onderzoek heeft gedaan naar de ongewenste beïnvloeding van religieuze en maatschappelijke organisaties uit onvrije landen. Dit onderzoek vond plaats in de vorm van een zogenoemde parlementaire mini-enquête. Het doel van het onderzoek was inzicht te verwerven in de mogelijkheden om deze beïnvloeding te doorbreken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om moskeeën die gefinancierd worden door ondemocratische dictaturen uit het Midden-Oosten.

De aanleiding van het onderzoek was een motie van 30 mei 2018, ingediend door Kees van der Staaij en Sadet Karabulut. Deze motie was een gevolg van een lang debat van de Tweede Kamer over ongewenste financiering van maatschappelijke organisaties vanuit het buitenland.

Van 10 tot 20 februari 2020 vonden zes verhoordagen plaats, waarop in totaal negentien verhoren zijn gehouden. De commissie bood haar eindrapport op 25 juni 2020 aan Kamervoorzitter Arib aan. Op 14 januari 2021 debatteerde de Tweede Kamer over het rapport.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Onderzoeksvragen en werkwijze

De onderzoeksvragen luidden als volgt:

  • 1. 
    Op welke wijze worden maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland, zoals moskeeën, beïnvloed vanuit onvrije landen?
  • 2. 
    Om wat voor maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland gaat het vooral?
  • 3. 
    Welke redenen liggen er ten grondslag aan ongewenste beïnvloeding vanuit onvrije landen?
  • 4. 
    Wat zijn de gevolgen van deze beïnvloeding voor de islamitische gemeenschappen en voor de samenleving als geheel?
  • 5. 
    Welke mogelijkheden hebben de maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland nu om deze ongewenste beïnvloeding tegen te gaan?
  • 6. 
    Welke maatregelen zijn genomen en welke bevoegdheden hebben landelijke en lokale overheidsinstanties (o.a. gemeenten) om ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen tegen te gaan en wat is er bekend over (in)effectiviteit van deze maatregelen?
  • 7. 
    Welke andere maatregelen zouden genomen kunnen worden om ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen tegen te gaan?

Tijdpad

De verantwoordelijke commissie heeft in de zomer van 2019 het voorstel uitgewerkt. Getuigen die opgeroepen werden voor verhoor, werden onder ede gehoord. Het oorspronkelijke streven was om de voorbereiding, de ondervragingen en het opstellen van het verslag binnen vijf maanden af te ronden.

Op 31 oktober 2019 maakte de Commissie echter bekend dat zij in verband met het vorderen van schriftelijke inlichtingen en documenten de planning hebben aangepast. Het eerdere streven om de ondervraging in november te doen plaatsvinden werd verplaatst naar februari. Van 10 tot 20 februari 2020 vonden de verhoren plaats.

Ook het eindrapport liep vertraging op, dit keer vanwege de coronacrisis: aanvankelijk zou het rapport verschijnen in april, maar uiteindelijk overhandigde de commissie het rapport pas op 25 juni 2020 aan Kamervoorzitter Arib. Wat bedoeld was als een flitsenquête, heeft dus vele maanden in beslag genomen.

2.

Verloop verhoren

Op 20 februari vond het laatste verhoor plaats in de reeks van negentien verhoren. Tijdens zes verhoordagen hoorde de commissie onder meer bestuursleden van moskeeën, de (oud-)burgemeesters van Den Haag en Utrecht, voorzitters van islamitische organisaties in Nederland, terreur- en integratiedeskundigen en de directeur-generaal van de AIVD.

Uit de verhoren kwam een beeld naar voren van met name jonge moslims die salafistische overtuigingen aanhangen en proberen te verspreiden in moskeeën in Nederland. De verklaring van mevrouw H. Harzi en de heer A. Laaouej waren hiervan een voorbeeld; zij vertelden over de overname van de Al Houda-moskee in Geleen door salafisten. Na dit verhoor werd bekend dat mevrouw Harzi en haar familie bedreigd werden, als gevolg van haar verklaring.

Opvallend was ook het verhoor van Suhayb Salam, de imam van de alFitrah-moskee in Utrecht. Zijn moskee is omstreden om de vermeende handhaving van salafistische denkbeelden en regels. Het verhoor verliep moeizaam, onder meer doordat Salam ontkende in het bezit te zijn van documenten die de commissie heeft opgevraagd. De rechtbank Den Haag heeft vervolgens de stichting bevolen deze documenten alsnog over te dragen aan de commissie, waarna alFitrah een hoger beroep heeft aangespannen.

Een van de problemen waar de Kamercommissie mee te maken kreeg in het opstellen van aanbevelingen, is het feit dat buitenlandse financiering niet illegaal is. Bovendien wordt het verbieden van deze financiering gezien als ongrondwettelijk, aangezien het in strijd is met de vrijheid van godsdienst. Daarom heeft de Kamercommissie zich gericht op 'ongewenste' beïnvloeding en financiering van moskeeën, maar wat hieronder valt blijft onduidelijk.

3.

Conclusies en aanbevelingen

De commissie bood haar eindverslag aan op 25 juni 2020. Uit het rapport, getiteld, '(On)zichtbare invloed', blijkt dat buitenlandse invloed vaak plaatsvindt door middel van financiëring van moskeeën en moskeescholen. Die financiering is weinig transparant, waardoor vaak onduidelijk blijft waar het geld vandaan komt en hoe het wordt besteed. Ook wordt hierover geen verantwoording afgelegd aan de moslimgemeenschap.

Daarnaast vindt beïnvloeding uit onvrije landen plaats door middel van het oprichten, besturen en financieel ondersteunen van de moskeeën en andere organisaties. Ook wordt betaald voor de opleiding en het uitzenden van imams en predikers en wordt literatuur, lesmethodes en wervingsmateriaal uitgegeven en verspreid. Ten slotte dringt buitenlandse invloed ook door via sociale media.

De commissie ziet de resultaten van haar onderzoek als verontrustend, aangezien deze invloed bijdraagt aan de verspreiding van een politiek-religieuze interpretatie van de islam die strijdig is met Nederlandse grondrechten en vrijheden. Om deze invloed tegen te gaan draagt de commissie maatregelen aan, die zij heeft ingedeeld in vijf categorieën:

  • 1) 
    Maatregelen die gericht zijn op vergroting van toezicht, bevoegdheden en transparantie
  • 2) 
    Verboden, zoals een verbod op buitenlandse financiering van religieuze instellingen en salafistische organisaties
  • 3) 
    Het inzetten van internationale diplomatie, met betere informatie-uitwisseling en mogelijk diplomatieke druk op Golfstaten
  • 4) 
    Onderwijs, zoals toezicht op en het verbeteren van de kwaliteit van islamitisch onderwijs
  • 5) 
    Maatregelen ten behoeve van de moslimgemeenschap, zoals het versterken van de weerbaarheid en faciliteren van dialoog


Meer over