Het Europa van het halve werk - de buren

22 januari 2016, column J.Th.J. van den Berg

Kan de Europese Unie worden beschouwd als een ‘vredesorganisatie’, een organisatie die bijdraagt aan vreedzame verhoudingen in Europa zelf en in de wereld eromheen? Het antwoord kan niet anders luiden dan ‘ja en neen’.

De Unie heeft gefaald toen het ging om het uiteenvallen van Joegoslavië en het daaruit voortkomende etnische geweld. Politiek wist de Unie geen beleid te ontwikkelen, lidstaten als Frankrijk en Duitsland volgden ieder hun eigen weg. Militair was er pas sprake van min of meer succesvol interveniëren, toen de Verenigde Staten zich ermee gingen bemoeien. Een nogal beschamende vertoning; Nederland herinnert zich het eigen aandeel in de tragedie, de niet voorkomen genocide in Srebreniça.

Gelukkig is dit maar een deel van de waarheid. Als het gaat om Midden- en Oost-Europa is door de integratie in de Unie met succes voorkomen dat oude territoriale aspiraties nieuw voedsel verkregen: men moest het doen met de grenzen zoals die waren. Daarbij kon worden gewezen op het goede voorbeeld van de Duitsers, die in 1990 met elkaar werden herenigd, maar dan wel binnen de grenzen van de Oder-Neisselinie.

Vreedzame verhoudingen werden voorts bevorderd door de ‘low politics’ (1) die de samenwerking in Europa eigen is: door steun aan de opbouw van democratie en rechtsstaat, door opname in de Europese fondsen (in het bijzonder de landbouwpolitiek) en door haar markten open te stellen voor de producten van de nieuwe lidstaten. Zoals de voorbeelden van Polen en Hongarije laten zien, valt er nog wel enig werk te verrichten als het gaat om de grondwaarden van de rechtsstaat (2).

Met één belangrijke interne ontwikkeling heeft de Europese Unie en haar voorgangsters nooit rekening gehouden, of liever: willen houden. Territoriale expansie mag effectief zijn tegengegaan, op de neiging tot separatisme heeft de Unie geen antwoord. Slowakije had zich al van de Tsjechen afgescheiden voordat de Unie daar veel aan kon doen; beide landen waren immers nog geen lid. Maar, dit voorbeeld heeft wel navolging gevonden in Catalonië en in Schotland. Ook Vlaanderen wordt dan wel genoemd, maar het aantal Vlamingen dat werkelijk streeft naar een onafhankelijke staat moet niet worden overschat.

In Catalonië en Schotland echter heerst de gedachte dat het eigen land beter af is als onafhankelijke staat in het geïntegreerde Europa dan in voortgezette afhankelijkheid van de eigen centrale staatsorganen. Aan de dreigende ‘Brexit’ (het mogelijk uittreden van het Verenigd Koninkrijk uit de EU) geeft dat een speciale betekenis: uittreden uit de EU zou aan het uiteenvallen van het Verenigd Koninkrijk aanzienlijk kunnen bijdragen. Het zou dus goed zijn als alle partijen zouden weten wat zij aan elkaar hebben.

Het halve werk van uitbreiding en vreedzame opbouw zit daarin, dat geen of onvoldoende rekening is gehouden met het effect dat de ‘hereniging’ van Europa zou hebben op de houding van nabuur Rusland, dat zijn eigen Sovjet-Unie in de jaren negentig in elkaar zag storten. Het moest tegelijk toezien hoe de grenzen van de NAVO, achter die van de EU aan, tot bijna voor de deur van Rusland opschoven. Gesteld tegenover een staat die, blijkens de inname van de Krim, nog geheel negentiende-eeuws oorlog beschouwt als ‘voortzetting van de politiek met andere middelen’, moest alsnog een antwoord worden gevonden op een vraag die gemakshalve nooit was gesteld.

Daar moest te meer naar worden gezocht toen bleek dat zich levensgevaarlijke destabilisering in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (andere ‘nieuwe’ buren) begon te manifesteren. Zou de Europese Unie kunnen volstaan met de middelen van low politics, bestaande in economische sancties; een politiek die tot nu toe overigens succesvol is gevolgd? Of zou de Unie toch meer moeten doen, haar defensie moeten versterken en moeten deelnemen aan de militaire strijd in het Midden-Oosten?

Islamistische terreuracties in Europa zelf, zoals op 13 november 2015, hebben die vraag des te urgenter gemaakt. Of er inderdaad letterlijk van oorlog tegen de Islamitische Staat moet worden gesproken, zoals de Franse president heeft gedaan, is de vraag (3). Niettemin, moet de Europese Unie een eigen en samenhangende rol gaan spelen in de ‘high politics’ die zij tot voor kort aan de Amerikanen kon overlaten, maar die haar nu door haar instabiele buren alsnog wordt opgedrongen? Het antwoord op die vraag kan de Unie niet veel langer ontwijken.

Dit is de vierde column in een serie van vijf over de staat van de Europese integratie


  • 2) 
    De Britse hoogleraar in de politieke wijsbegeerte, David Miller heeft er overigens op gewezen dat, hoe belangrijk de positieve bijdrage aan de democratie in Midden- en Oost-Europa moge zijn geweest, de negatieve invloed op de democratie in Griekenland en andere Zuid-Europese lidstaten dankzij de euro evenmin gering is. David Miller, Democratie in Europa: een pleidooi voor pluralisme, in: Luuk van Middelaar en Philippe van Parijs (red.), Na de storm. Hoe we de democratie in Europa kunnen redden, Tielt: Lannoo 2015, 191–199.
  • 3) 
    Ruud Koole, La France est en guerre’ de oorlogstoespraak van François Hollande, in: S&D, 72 (2015), nr. 6, 5 – 9.


Andere recente columns