Economische cijfers kabinet-De Quay (1959-1963)

De Nederlandse economie beleeft onder het kabinet-De Quay in 1960 een recordgroei van 9%, al valt de groei in de jaren daarna iets terug. In economisch opzicht is deze kabinetsperiode om een aantal redenen bijzonder: in Groningen wordt aardgas ontdekt, in het begrotingsbeleid voert het kabinet de Zijlstranorm in en de geleide loonpolitiek wordt verlaten. Ook komt er een Gemeenschappelijk Europees Landbouwbeleid. De vrije zaterdag wordt ingevoerd en de ministers Klompé en Veldkamp loodsen de Algemene Bijstandswet door de Kamer.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Sociale zekerheid en loonpolitiek

Na een SER-advies in de zomer van 1959 stopt het kabinet met de geleide loonpolitiek: dankzij de vrije loonpolitiek kunnen de lonen voortaan afzonderlijk per sector stijgen. In 1963 brengen minister Veldkamp en staatssecretaris Roolvink (Sociale Zaken en Volksgezondheid) een wet tot stand die de Stichting van de Arbeid de bevoegdheid geeft CAO's goed te keuren en de minister de bevoegdheid om CAO's onverbindend te verklaren.

Veldkamp is de opvolger van Van Rooy, die als minister ten val kwam naar aanleiding van kritiek vanuit de Tweede Kamer op zijn plannen voor de kinderbijslag. Minister Veldkamp slaagt er vervolgens wel in om de Kinderbijslagwet door de Kamer te krijgen. Ook wordt vanaf 1961 geleidelijk een vrije zaterdag ingevoerd. Tot die tijd werkten werknemers ook op zaterdagochtend. Door de invoering van de vrije zaterdag stijgt in de jaren 60 de krapte op de arbeidsmarkt.

Minister Klompé (Maatschappelijk Werk) en minister Veldkamp zorgen ervoor dat de Armenwet uit 1854 wordt vervangen door de Algemene Bijstandswet, die in 1965 in werking zal treden.

2.

Zijlstranorm

Minister Zijlstra (Financiën) voert een structureel begrotingsbeleid (de 'Zijlstranorm') in, een voorloper van het latere trendmatige begrotingsbeleid in de jaren '90 (de 'Zalmnorm'). Bij het structurele begrotingsbeleid wordt aan het begin van de kabinetsperiode vastgesteld welke reële begrotingsruimte er de komende jaren zal zijn. Hieruit moeten alle uitgavenverhogingen en belastingverlagingen worden gefinancierd. Salarisstijgingen in de collectieve sector worden gefinancierd uit de nominale ruimte (extra belastingopbrengsten als gevolg van de inflatie).

Het structurele begrotingsbeleid komt in de plaats van het anticyclische begrotingsbeleid, dat probeert de economie van jaar tot jaar bij te sturen. Het nieuwe begrotingsbeleid richt zich meer op de middellange termijn en voorkomt dat andere ministers keer op keer om 'nieuw geld' komen vragen bij de minister van Financiën.

Ondanks de als succesvol beschouwde Zijlstranorm slaat het EMU-overschot onder het kabinet-De Quay om in een tekort. Ook de collectieve uitgaven en de collectieve lasten stijgen. Wel neemt de staatsschuld flink af dankzij de groeiende economie.

3.

Aardgas

In 1960 wordt bekend dat er een aardgasveld is gevonden in Groningen. Het aardgas is in 1959 ontdekt in Slochteren. Minister De Pous (Economische Zaken) brengt de winning van het aardgas in handen van de Staatsmijnen, Shell en Esso, waarbij het gewonnen aardgas verkocht wordt aan de Nederlandse Gasunie. Deze moet de gehele gasvoorziening in Nederland gaan verzorgen.

4.

Cijfers

De Quay

1959

1960

1961

1962

1963

Gemiddeld

Verschil

Algemeen

             

Volumegroei BBP

4,7

9,0

2,9

4,3

3,3

4,8

-1,4

Inflatie (mutatie CPI, %)

0,9

2,5

1,7

1,9

3,8

2,2

2,9

BBP (lopende prijzen)

17,0

19,0

20,0

21,6

23,4

20,2

6,4

Bevolkingsomvang

11,3

11,4

11,6

11,7

11,9

11,6

0,6

Bevolkingsgroei

1,6%

1,2%

1,2%

1,4%

1,4%

1,4%

-0,2%

Arbeidsmarkt/sociale zekerheid

             

Geregistreerde werklozen

49

29

21

21

24

29

-25

Ziektewet

96

101

102

112

119

106

23

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen

125

133

139

145

153

139

28

WW

35

22

16

19

28

24

-7

WWV

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

AOW/Noodwet Ouderdomsvoorziening

788

814

830

850

873

831

85

AWW/ANW

106

113

112

127

131

118

25

Bijstand e.d.

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

Overheidsfinanciën

             

EMU-saldo

0,4

0,7

0,1

-0,5

-1,2

-0,1

-1,6

EMU-schuld

88,8

81,5

78,7

75,1

71,6

79,1

-17,2

Bruto collectieve uitgaven

33,1

32,8

34,4

34,1

35,6

34,0

2,5

Collectieve lasten

27,4

27,6

28,7

28,3

29,2

28,2

1,8


Meer over