Onderschatte voorzitter

19 juni 2009, column J.Th.J. van den Berg

Eén van de problemen waarmee het Europese Parlement tot nu wordt geconfronteerd is het gebrek aan een Europese regering. Dat heeft ertoe geleid dat het moeilijk, zo niet onmogelijk is van dit parlement een echte politieke arena te maken. De kracht van het Parlement wordt pas zichtbaar, als het zich als geheel - als instituut - tegen de Europese Commissie of tegen de ministerraad verzet. Zo heeft het zich het budgetrecht verworven, maar ook het vermogen invloed uit te oefenen op de samenstelling van de Europese Commissie, het orgaan dat nog het meeste weg heeft van een 'regering'.

Tot aan het begin van deze eeuw waren het de lidstaten die uitmaakten wie voorzitter en leden werden van de Commissie. Het Parlement stond erbij en keek ernaar. Dit leverde een allegaartje op aan politici, dat het product was van nationale keuzemotieven, maar dat hoegenaamd geen relatie had met de politieke samenstelling van het Europese Parlement.

Onder druk van het Parlement is dat veranderd. Weliswaar benoemt de Europese Raad (van staatshoofden en regeringsleiders) de voorzitter, maar heeft die keuze de goedkeuring van het Parlement nodig. Weliswaar onderhandelt de voorzitter vervolgens met de lidstaten over de portefeuilleverdeling en personele samenstelling van zijn Commissie, maar elke kandidaat-commissaris wordt door het Parlement op de grill gelegd. Als het vervolgens zijn steun weigert, kan de kandidaat per kerende post terug naar huis, ook al is de woede van zijn of haar regering nog zo groot. Heel langzaam politiseren dus zowel het Parlement als de Commissie.

Zo staat intussen wel vast dat, gelet op de verkiezingsuitslag van begin van deze maand, de Portugese conservatieve christendemocraat, José Manuel Barroso, de steun krijgt van zowel de Europese Raad als het Parlement. Hier en daar is er nog wat ketelmuziek te horen, maar de verslagen sociaaldemocraten zullen geen tegenkandidaat stellen en de liberale voorkeur voor Guy Verhofstadt zal evenmin iets opleveren. Diens aanhang in het Parlement is te klein en de Europese Raad zal hem te traditioneel federalistisch vinden.

Toch is het voor veel politici, Europarlementariërs inbegrepen, moeilijk om te wennen aan deze nieuwe constellatie, door het Verdrag van Lissabon straks gecodificeerd. Dat de Nederlandse sociaaldemocraat, Thijs Berman, een andere Commissievoorzitter prefereert, is nog te volgen, al heeft het geen betekenis. De succesvolle Franse representant van de Groenen, Daniel Cohn Bendit, heeft er echter voor gepleit dat alle Franse Europarlementariërs hun steun aan Barroso zouden moeten onthouden. De Duitse SPD vindt voorts dat de regering in Berlijn hoe dan ook een sociaaldemocraat als kandidaat-Commissaris moet voordragen.

Achterhaalde ambities. Franse conservatieven en christendemocraten zullen in het EP een meerderheid helpen vormen voor geestverwant Barroso. Ook de Duitse regering zal rekening moeten houden met een uitgesproken centrumrechtse meerderheid in het Europese Parlement. Dat sluit een parlementaire alliantie aldaar van christendemocraten en socialisten niet uit. Te doen alsof de Europese groepsvorming irrelevant is, kan echter werkelijk niet meer.

Het Europese Parlement is intussen schrander genoeg gebleken om in te zien dat het niet louter kan investeren in de macht van de Commissie. Omgekeerd ziet de Europese Raad in dat hij een goede relatie met het Parlement nodig heeft. Dat zal er straks, met een semi-permanente voorzitter, niet minder op worden.

De macht van de Commissie kan daaronder lijden, maar toch vooral indien zij met de Raad wil gaan concurreren. Dat is niet nodig en niet wenselijk, omdat zij het beter kan zoeken in complementariteit ten opzichte van de Raad. De bankencrisis, bij voorbeeld, vroeg primair om gecoördineerd nationaal handelen en dus om een krachtige Europese Raad. De economische stagnatie erna vroeg om een actief en vooral tegen protectie wakend regime. Daarvoor hebben wij de Europese Commissie. Beide doen er het beste aan, elk op eigen terrein, te doen wat er moet worden gedaan.

Mij lijkt dat José Manuel Barroso doorziet dat hij zich moet richten op complementariteit en niet op rivaliteit. Onderschatte man, deze Portugees; of niet soms?



Andere recente columns