Kees Lunshof

22 november 2007, column J.Th.J. van den Berg

In het voorjaar van 1993 werd ik jurylid van de Anne Vondelingprijs. Voor mijn eerste besluitvormende vergadering hadden wij een reeks stukken gelezen van diverse journalisten, ofwel door henzelf ingezonden ofwel door hun hoofdredacties. Van de gemiddelde kwaliteit ervan herinner ik mij weinig meer, wat over de kwaliteit ervan overigens niets zegt. De jury was sowieso niet verplicht zijn oordeel exclusief te baseren op wat er was ingezonden.

Wat ik mij wel goed herinner was dat wij bezig waren een eerste gespreksronde te maken, toen medelid Hans Gruijters (de oud-minister uit het kabinet Den Uyl) het verrassende voorstel deed de prijs voor het jaar 1992 toe te kennen aan Kees Lunshof, redacteur en commentator van De Telegraaf. Hij gaf daarvoor een dwingende motivering.

Telegraaflezers, zo zei hij, zijn niet overmatig in politiek geïnteresseerd, minder in elk geval dan abonnees van Trouw of NRC-Handelsblad. Dat maakt de politieke journalistiek in de Telegraaf een stuk lastiger. Wie er niettemin in slaagt ook de lezers van die krant bij de les te houden, moet in staat zijn in weinig regels precies de kern van de zaak weer te geven. Hij kan veel minder vertellen dan hij weet, maar omgekeerd - Telegraaflezers zijn niet gek - moet hij veel meer weten dan hij in de krant schrijft. Lunshof beantwoordt aan die hoge maatstaven, aldus Gruijters, en dus komt juist hem de Vondelingprijs toe.

Het zal niemand verbazen dat noch Lunshof noch zijn hoofdredactie artikelen had ingezonden. Bij de Telegraaf moet men hebben gedacht: die prijs krijgen wij toch nooit, uit handen van een merendeels linkse jury, werkzaam voor een links stichtingsbestuur. Feitelijk was alleen het stichtingsbestuur exclusief links, omdat het in de kern werd gevormd door nabestaanden van de stichter van de prijs, dr. J.M. den Uyl, en van de naamgever, dr. A. Vondeling. Hun linkse voorkeur was echter het tegendeel van benepen. Ook opmerkelijk: ieder in de jury had een uitgesproken oordeel, want ieder las zijn stukken.

In de jury kon Gruijters aanstonds op ruime instemming rekenen. Het enige bezwaar kwam van een jurylid dat de waardering voor Lunshof wel kon delen maar zijn taal zo onesthetisch vond: die korte en bonkige zinnen! Daartegen kwamen zowel Gruijters als ik in het geweer: die korte zinnen zijn nu juist zo belangrijk, omdat fraai geformuleerd proza in een Telegraafartikel niet werkt. Zeker, zijn taal beweegt zich op klompen voort door de zware Hollandse klei, maar dat maakt er de kracht van uit, zo meenden wij. Onze collega gaf zijn verzet op en unaniem besloten wij dat de prijs naar Kees Lunshof moest gaan. Voorzitter Saskia Stuiveling zou enige maanden later de prijs aan Lunshof overhandigen. Hij was er zeer verguld mee en eerlijk gezegd, zo gaf hij toe, was hij er ook door verrast evenals zijn collegae en de hoofdredactie.

De jurydiscussie van 1993 geeft nauwkeurig weer, wat de Telegraaf, maar in wezen de hele politieke journalistiek in Nederland, heeft verloren door het voortijdig overlijden van Kees Lunshof. Hij was immers een journalist die zijn vak uiterst serieus nam en die dus zijn stukken grondig kende. Dat deed hij liefst 35 jaar. Begonnen ten tijde van het kabinet-Den Uyl, was hij er nog immer bij toen het vierde kabinet-Balkenende was aangetreden.

Lunshofs kracht lag inderdaad in zijn vermogen een lezerspubliek dat niet bij voorbaat alles interessant vind wat met politiek heeft te maken vast te houden en het te doordringen van het belang van het Binnenhof. Lunshof hield niet van links in de politiek, hoewel hij evenmin bevooroordeeld was. Hij hield wel van het politieke spel. De parlementaire democratie, met inbegrip van het constitutionele koningschap, vond in hem een geharnast verdediger.

Zoals Kees Lunshof worden ze niet meer gemaakt. Ten dele zal dat wel onvermijdelijk zijn. Het gemis is er niet minder om: zijn zinnen waren misschien niet zo elegant, zijn persoonlijkheid en zijn visie waren dat wel.



Andere recente columns