CDA-PvdA: kan het nog?

10 november 2006, column J.Th.J. van den Berg

Ooit sprak de fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer, mr. J.A.W. Burger, over een coalitie van zijn partij met de KVP de legendarische woorden: "Zonder elkaar meugen ze niet, bij elkaar deugen ze niet." Een coalitie van (katholieke) christen-democraten en sociaal-democraten is dus nooit een soepel werkend geheel geweest. Niettemin hield deze coalitie vanaf 1946 ruim twaalf jaar stand.

Nadien leek het een aantal jaren alsof het een kwestie van tijd (en geheelde blessures) zou zijn, alvorens het bondgenootschap weer zou worden hersteld. In 1959 en meer nog in 1963 was de fractie van de KVP sterk verdeeld over de samenwerking met de VVD. De proef op de som werd het kabinet-Cals (1965-1966), waarin "rooms-rood" weer in ere werd hersteld. Om tal van redenen werd dit kabinet een zowel spectaculaire als diep ingrijpende mislukking. In wezen gold hetzelfde voor het kabinet-Den Uyl, bijna tien jaar later (1973-1977). Weliswaar nam de KVP, samen met de ARP, daaraan deel, maar zij werd vanaf de start niet voor vol aangezien. Tijdens het optreden van het kabinet kwam het niet alsnog tot meer harmonieuze verhoudingen.

Zo moest het tot 1989 duren (na nog zo'n fiasco à la Cals in het tweede kabinet-Van Agt in 1981-1982) voordat CDA en PvdA samen een coalitie vormden op basis van politieke gelijkwaardigheid. En: met de aperte wil daarin te investeren. Het kabinet wist strompelend en zuchtend de eindstreep te halen, maar als bondgenootschap was het opnieuw geen succes.

Vier jaar geleden kwam een coalitie van PvdA en CDA niet verder dan de kabinetsformatie. Dit, hoewel een alternatieve meerderheid in de Tweede Kamer niet dan met bijzondere inspanning viel te formeren en ook geen grote houdbaarheid toonde toen zij er (dankzij D66) eenmaal was. Achteraf is de vraag gerechtvaardigd of CDA en VVD in 2003 niet beter een minderheidskabinet hadden kunnen vormen.

Het valt niet uit te sluiten dat na 22 november PvdA en CDA samen als enige over een parlementaire meerderheid zullen beschikken en dat de verkiezingsuitslag dus weinig zal verschillen met die van januari 2003. Kan het dan nog: zo'n coalitie van CDA en PvdA? De kans daarop lijkt mij erg klein.

Het CDA van Balkenende is naar alle waarschijnlijkheid veel minder bereid in zo'n coalitie te investeren dan dat van premier Lubbers in 1989 en toen liep het al niet echt goed af. Belangrijker is dat het CDA, in tegenstelling tot de verwachtingen in de jaren zeventig, geen vergrote KVP is geworden, maar zich veel meer heeft ontwikkeld tot erfgenaam van de ARP van Kuyper en Colijn. En dus met sterke neoliberale trekken in de economische beleidsvoorkeur en een uitgesproken conservatief karakter als het gaat om immateriële waarden. De ruimte voor het aloude katholieke solidarisme en trouwens ook voor wat meer katholieke Weltoffenheit is er niet groter op geworden. De koers van het CDA in de coalitie levert niet langer een natuurlijke correctie op het liberalisme van de VVD, het wedijvert ermee.

Een derde factor is dat de vorming van het CDA al moest plaatsvinden in voortdurende confrontatie met de Partij van de Arbeid en dat er destijds weinig was dat christen-democraten zozeer van de zin van eenwording doordrong dan de dreiging van "links". (Waar of niet waar, het was de perceptie; die alleen telt.) Maar, ook de plotselinge herleving van het CDA in 2002 en 2003 was er een die in eigen kring werd beschouwd als zoete wraak, niet alleen op "paars" maar ook en vooral op de PvdA, die de christen-democratie in de Tweede Kamer stelselmatig had genegeerd en zelfs vernederd.

Alles wijst erop dat de Partij van de Arbeid, net zoals in 1981 en in 2003, haar hoop heeft gesteld op een coalitie met het CDA. Zeker: als er geen andere meerderheid zou zijn, dan kunnen CDA en PvdA "tot elkaar zijn veroordeeld". Dat is blijkbaar wat de PvdA hoopt. Gaan wij dan de geschiedenis van 1981 herhalen? Zou het dan niet meer voor de hand liggen om onze klassieke angst in Nederland voor een minderheidscombinatie te laten vallen?

De aardigheid van een consensusdemocratie als de onze is dat die niet alleen brede meerderheden toestaat, maar ook (de Scandinavische landen laten het zien) minderheidskabinetten. Het belangrijkste verschil is dat het proces van brede compromisvorming zich verplaatst van het kabinet naar het parlement. Wat is daar eigenlijk voor bezwaar tegen?



Andere recente columns