Afgekoeld ijzer

24 maart 2006, column Bert van den Braak

Op 14 maart jl. stemde de Eerste Kamer in met een wijziging van de Grondwet. Het betrof herziening van het onderwijsartikel, namelijk het openen van de mogelijkheid tot samenwerking tussen scholen van bijzonder en openbaar onderwijs. Het voorstel was met drie andere, over het correctief referendum, de gekozen burgemeester en de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers bij ziekte of zwangerschap, door het tweede kabinet-Kok ingediend.

De bij de behandeling van deze drie voorstellen gevolgde procedure was voor PvdA-Eerste-Kamerlid Erik Jurgens en mij in maart 2003 reden voor het schrijven van een artikel in dagblad Trouw. Strekking van ons verhaal was dat de gang van zaken aantoonde dat de grondwettelijke bepalingen over de procedure voor Grondwetsherziening dringend aan wijziging toe zijn.

Wat was het geval? Na aanvaarding van de drie voorstellen in eerste lezing was, in mei 2002, de Tweede Kamer overeenkomstig de herzieningsprocedure ontbonden. Er werden verkiezingen uitgeschreven, die, zoals bekend, op 15 mei 2002 werden gehouden. Na die verkiezingen werd lang geaarzeld met indiening van de voorstellen in tweede lezing, zowel door het demissionaire kabinet-Kok als door het in augustus 2002 aangetreden eerste kabinet-Balkenende. Dat op zich was al merkwaardig, want de Grondwet schrijft voor dat na samenkomst van de nieuwe Tweede Kamer de tweede lezing in gang moet worden gezet. Gevolg was dat, toen het kabinet-Balkenende I in het najaar van 2002 ten val kwam, de tweede lezing nog niet was voltooid (sterker: nog niet was aangevangen). Dat was evenmin het geval in januari 2003 toen nieuwe verkiezingen werden gehouden.

De verkiezingen van mei 2002 waren direct gekoppeld aan de Grondwetsherziening. Kiezers konden toen (theoretisch, door hun partijkeuze) aangeven of zij wel of niet instemden met de voorliggende voorstellen tot grondwetsherziening. De kiezers een tweede keer om een oordeel vragen was, als het al niet in strijd met de tekst was, toch zeker in strijd met de geest van de Grondwet. Jurgens en ik wierpen dan ook de vraag op of de in 2003 nieuwgekozen Tweede Kamer nog wel gerechtigd was de tweede lezing af te handelen.

Het volgende kabinet oordeelde, na advies van de Raad van State, van wel. Jurgens nam daar niet zonder meer genoegen mee en vroeg, toen de voorstellen de Eerste Kamer bereikten, een debat aan. Dat debat, waaraan van de kant de regering minister Thom de Graaf deelnam, vond plaats op 18 januari 2005.

Uitkomst van het debat was, dat geen blokkade zou worden opgeworpen voor afhandeling van de herzieningsvoorstellen in de Eerste Kamer. Wel meenden alle fracties dat de herzieningsprocedure nodig tegen het licht moest worden gehouden. Die mening werd dus ook gedeeld door de fracties van CDA, VVD en SGP, die zich in het verleden hier altijd tegen hadden verklaard. Minister De Graaf zegde dan ook een notitie toe over de mogelijkheden voor een andere, eenvoudiger procedure.

Nu beoogden Jurgens en ik geenszins afschaffing zonder meer van de zwaardere herzieningsprocedure. De Grondwet is een belangrijk staatsstuk en voor wijziging ervan zijn extra waarborgen nodig tegen willekeur en overhaasting. Vraag is wel of altijd de kiezers om een oordeel moeten worden gevraagd; zeker in de wetenschap dat de wijze waarop dit nu geschiedt feitelijk 'een wassen neus' is. Bij verkiezingen overheersen immers altijd andere thema's (werk, inkomen, veiligheid, integratie). Als kiezers om een oordeel moet worden gevraagd - stel bijvoorbeeld dat wordt voorgesteld de evenredige vertegenwoordiging af te schaffen - dan kan dat beter direct en eenduidig gebeuren via een referendum.

Inmiddels zijn we ruim een jaar verder en is de tweede lezing achter de rug. Minister Pechtold koos voor instelling van een Nationale Conventie over staatkundige vernieuwing. Die zal alle onderwerpen op dat gebied gaan onderzoeken. De notitie is uitgebleven. En dat is vreemd, want de huidige herzieningsprocedure werkt bepaald niet mee aan het doorvoeren van staatkundige vernieuwingen (vraag dat maar aan wie dan ook van D66). Als het rapport van de conventie uitkomt, zou het tij wel eens verlopen kunnen zijn. Of, om het anders te stellen: je kunt je afvragen of de minister het ijzer niet beter had kunnen smeden toen het heet was.



Andere recente columns