VVD, quo vadis?

10 maart 2006, column Bert van den Braak

Het aftreden van Jozias van Aartsen na de gemeenteraadsverkiezingen was opmerkelijk. Het resultaat was voor de VVD zeker teleurstellend, maar niet geheel onverwacht en evenmin dramatisch. Eerdere veel grotere klappen bij andere partijen (denk aan de verkiezingsnederlagen van de PvdA in 1982 en 1990) waren geen reden voor toenmalige leiders van die partij om op te stappen.

Gelet op de politieke resultaten zou je bovendien kunnen zeggen dat Van Aartsen (en de VVD) het ook weer niet zo slecht hebben gedaan sinds de nederlaag van 2002. De VVD werd ondanks die nederlaag weer regeringspartij en bleef dat uiteindelijk ook in 2003. In beide kabinetten-Balkenende had en heeft de VVD een belangrijke inbreng en veel van haar politieke doelstellingen werden bereikt.

Integratie en veiligheid werden speerpunten van beleid, met de ministers Verdonk en Remkes als toonaangevende - en voor wat Rita Verdonk betreft bij de eigen achterban zelfs populaire - spelers. De OZB werd door Zalm en Remkes deels afgeschaft, er kwam marktwerking in de gezondheidszorg (dankzij VVD-minister Hoogervorst), en - wellicht minder spectaculair - VVD-minister Dekker is bezig met een belangrijke dereguleringsoperatie in de ruimtelijke ordening. Minister Kamp is een alom gewaardeerde minister van Defensie.

Niet ontkend kan echter worden dat er sinds de verkiezingen van 2002 ook een beeld is ontstaan van een partij in verwarring. De afgelopen verkiezingscampagne bevestigde dat. Eerst was er het ongelukkige optreden van minister Zalm rond de OZB. En daarna haalde VVD-kopstuk Hans Wiegel - bepaald niet tot genoegen van Van Aartsen - ongekend hard uit naar coalitiegenoot D66 en in het bijzonder naar minister Pechtold van bestuurlijke vernieuwing.

Ook het vertrek van Wilders en de interne tegenstellingen tussen bijvoorbeeld Kamerlid Hirsi Ali en erelid Wiegel deden het beeld van de VVD geen goed. De toon in het integratiedebat werd door sommigen in eigen kring bovendien wel erg fel en anti-islamitisch gevonden, en er was kritiek van oud-fractievoorzitter Dijkstal op de koers van de partij. VVD-Kamerlid Cornielje (en later Hans Wiegel) keerden zich tegen mogelijke aantasting van de vrijheid van onderwijs. Ten slotte was er nog de affaire rond het standpunt over het rekeningrijden met fractielid Hofstra.

Dat alles leidde er toe dat Van Aartsen, die in 2003 nog door de parlementaire pers tot politicus van het jaar was gekozen, een jaar later als politieke brekebeen werd afgeschilderd. In november 2004 mocht hij zich van zijn partij wel politiek aanvoerder, maar geen politiek leider noemen.

Van Aartsen heeft als geen ander getracht de politieke erfenis van het Fortuynisme tot de zijne te maken. Dat bleek onder meer bij zijn opstelling over integratie en veiligheid en bij de hartelijke steun die hij bood aan zowel fractielid Hirsi Ali als aan minister Verdonk. Heel sterk kwam dat echter ook naar voren bij zijn opstelling over bestuurlijke vernieuwing. Zelfs op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen maakte hij - als enige van de politieke aanvoerders - de opmerking dat dit deel van Fortuyns gedachtegoed nog moet worden uitgevoerd. Het gaat dan om zaken als de gekozen premier, het referendum en het districtenstelsel.

Dat de VVD in mei vorig jaar een rapport van de Leeuwardense burgemeester Dales omarmde dat aansloot bij Van Aartsens opvatting over bestuurijke vernieuwing, onderstreepte ironisch genoeg feitelijk vooral de interne verdeeldheid in de VVD op dit punt. Het besluit werd letterlijk en figuurlijk op een achternamiddag (met veel afwezigen) genomen en de koerswijziging werd onmiddellijk in eigen kring door gezaghebbende partijleden bekritiseerd.

Het 'afserveren' van D66 en van de 'minister-van-lege-dozen' Pechtold door kopstuk Wiegel lag in het verlengde van die kritiek. Het betekende namelijk tevens het 'afserveren' van Van Aartsen op het punt van de staatkundige vernieuwing. Wiegel vertolkte de opvatting van een groot deel van de eigen achterban, die niet wil 'morrelen' aan het bestaande parlementaire stelsel. Mark Rutte lijkt die opvatting overigens te delen. Hoe een combinatie Van Aartsen-Wiegel in dat opzicht ooit had kunnen werken, is mij een raadsel.

De VVD zal haar algehele koers moeten bepalen, maar zeker ook moeten aangeven wat het wil met bestuurlijke vernieuwing. Zeker op dat punt geldt: VVD, quo vadis?, waar gaat gij heen?



Andere recente columns