Kabinet-Röell (1894-1897)

Dit kabinet bestond voor het merendeel uit gematigde, anti-Takkiaanse liberalen. De katholieken kregen in ruil voor steun aan het kabinet één minister. Het lukte minister Sam van Houten een nieuwe Kieswet in te voeren, die minder ver ging dan het voorstel van zijn voorganger Tak, maar die wel leidde tot forse groei van het aantal (mannelijke) kiezers.

Het kabinet wist een aantal belangrijke wetten tot stand te brengen, waaronder een regeling voor de financiële verhouding tussen gemeenten en Rijk. In 1897 trad het kabinet aan de vooravond van de verkiezingen af, omdat het zijn taak als volbracht beschouwde.

Het kabinet trad op 8 mei 1894 aan en werd op 27 juli 1897 opgevolgd door het kabinet-Pierson.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Data en feiten formatie

datum wat wie tot en met dagen
24 april 1894 Tweede Kamer­verkiezingen      
4 mei 1894 benoeming (in)formateur J. Röell 7 mei 1894 4
9 mei 1894 beëdiging nieuwe bewindslieden Koningin-weduwe Emma 27 juni 1897 1146
28 juni 1897 kabinet demissionair   26 juli 1897 29
27 juli 1897 ontslag verleend Koningin-weduwe Emma    

2.

Samenstelling kabinet

Buitenlandse Zaken
minister: Jhr.Mr. J. Röell (oud- of vrije liberaal) (8 mei 1894 - 27 juli 1897)

Justitie
minister: Mr. W. van der Kaay (oud- of vrije liberaal)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. S. van Houten (oud- of vrije liberaal)

Financiën
minister: Mr. J.P. Sprenger van Eyk (cons.-liberaal)

Oorlog
minister: C.D.H. Schneider (r.k.)

Marine
minister: Jhr. H.M. van der Wijck (lib.-partijloos)

Waterstaat, Handel en Nijverheid
minister: Ph.W. van der Sleyden (oud- of vrije liberaal)

Koloniën
minister: Mr. J.H. Bergsma (oud- of vrije liberaal)

3.

Bijzonderheden en wetgeving

  • Tijdens deze kabinetsperiode was er een economische crisis, die vooral de landbouw trof.

Belangrijkste wetten waren:

  • de Veiligheidswet (1895)

    Deze wet moest zorgen voor vergroting van de veiligheid en verbetering van de gezondheid van arbeiders in fabrieken en werkplaatsen met machine. De Arbeidsinspectie werd belast met naleving van de wet.

  • Kieswet (1896)

    De wet omschreef welke criteria er golden als kentekenen van geschiktheid en welstand, op grond waarvan het kiesrecht kon worden verkregen. Het betalen van belasting bleef de voornaamste vereiste. Daarnaast kwamen er - maar in veel geringere mate - huur-, loon-, spaar- en examenkiezers. Dat waren kiezers die een bepaald bedrag aan huur betaalden of loon ontvingen, dan wel spaargeld bezaten of bepaalde examens hadden afgelegd.

    De grote steden die tot nu toe één kiesdistrict met meerdere afgevaardigden omvatten, werden gesplitst in enkelvoudige districten. Voortaan moesten kiezers naar een stemlokaal en kregen zij pas daar het stembiljet uitgereikt.

  • Financiële-verhoudingswet 1897

    De rijksuitkering aan de gemeenten werd verhoogd. Het inwonertal van de gemeente werd bepalend voor de hoogte van de rijksuitkering. Gemeenten kregen de mogelijkheid om een plaatselijke inkomstenbelasting te heffen.


Meer over


Bent u als journalist of wetenschapper op zoek naar statistische gegevens over personen uit het biografisch archief, bijvoorbeeld gemiddelde leeftijd, ervaring, herkomst, beroep, m/v of zittingsduur? De redactie van PDC kan deze gegevens onder voorwaarden beschikbaar stellen voor wetenschappelijk onderzoek en journalistieke publicaties. Neem voor meer informatie contact op.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.