De meeste ambtenaren van de Rijksoverheid mogen niet zomaar contact hebben met Kamerleden. Zij moeten hiervoor toestemming hebben van de verantwoordelijke minister en staatssecretaris vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid voor het gedrag en uitlatingen van ambtenaren. De regels hiervoor zijn vastgelegd in de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren.
Inhoud
Werkwijze
Ambtenaren vallen onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Dat betekent dat een minister of staatssecretaris verantwoordelijk is voor het gedrag en uitlatingen van ambtenaren. De minister moet zich tegenover de Kamer kunnen verantwoorden over het gedrag van de ambtenaren. Als gevolg daarvan moet een bewindspersoon grip hebben op het handelen van ambtenaren.
Voor Kamerleden kan het contact met ambtenaren echter heel nuttig zijn. Ambtenaren hebben vaak veel gedetailleerde kennis van een onderwerp, die zij niet gemakkelijk van een bewindspersoon kunnen krijgen in een debat. Door contact met ambtenaren, kunnen zij beter voorbereid een debat aangaan.
Uitzonderingen
De beperkingen gelden alleen voor ambtenaren waarvoor de ministeriële verantwoordelijkheid van toepassing is. Het geldt daarom niet voor rechters, ambtenaren die werkzaam zijn bij de Staten-Generaal, andere Hoge Colleges van Staat, adviescolleges en decentrale overheden. Ambtenaren van zelfstandige bestuursorganen (zbo's) vallen ook onder de uitzondering, maar moeten terughoudend zijn vanwege de beperkte ministeriële verantwoordelijkheid.
Een andere uitzondering is wanneer een ambtenaar gedagvaard wordt voor een parlementaire enquête. Net als elke Nederlander is een ambtenaar verplicht daarvoor te verschijnen. Toestemming van de bewindspersoon is daarvoor niet nodig en een bewindspersoon mag het ook niet verhinderen.
Geschiedenis
In 1972 werden de Aanwijzingen voor extern optreden van ambtenaren opgesteld. Aanvankelijk gingen deze alleen over de meningsuiting van ambtenaren. In 1980 kwamen de Aanwijzingen inzake contacten tussen Kamercommissies en ambtenaren respectievelijk regeringsadviescolleges erbij, waarin beperkte en eenvoudige regels voor contact met de Kamer opgesteld waren. Hierin kwam de ministeriële verantwoordelijkheid centraal te staan en werd vastgesteld dat de verzoeken via de minister moesten lopen.
In 1998 werden de Aanwijzingen herzien door toenmalig premier Wim Kok. Officieel gebeurde dit om beter aan te sluiten op recent gewijzigde wetgeving. Op de achtergrond speelde echter de een recent publiek conflict tussen minister van Justitie Winnie Sorgdrager en procureur-generaal Arthur Docters van Leeuwen. Toegevoegd op het punt van contact met Kamerleden was dat contact zoveel mogelijk in bijzijn van de minister moest plaatsvinden, zich moest beperken tot openbare en feitelijke informatie.
De toonzetting was in de Aanwijzingen daarnaast enigszins negatief en de Aanwijzingen kregen de bijnaam ‘Oekaze-Kok’. Daardoor ontstond de indruk dat contact tussen ambtenaren en Kamerleden ongepast was.
De staatscommissie parlementair stelsel (2018) en de Raad van State (2020) adviseerden om ruimer om te gaan met de bestaande regels. Naar aanleiding daarvan verschenen in 2020 nieuwe Aanwijzingen, waarin dezelfde uitgangspositie wordt gehanteerd, maar benadrukt wordt dat verzoeken “welwillend en zakelijk beoordeeld” worden.