Het is niet voor het eerst dat de twee grootste partijen hetzelfde aantal zetels in de Tweede Kamer behalen, zoals nu de PVV en D66 (beide 26 zetels). Dat gebeurde eerder in 1952, toen PvdA en KVP evenveel zetels behaalden, namelijk 30 in een Kamer van 100 leden. Merk op, dat die twee in een Kamer van 100 méér zetels behaalden dan PVV en D66 nu in een Kamer van 150. Nederland kent geen grote partijen meer.
Bij zo’n gelijkspel is het van belang wie van de twee de meeste stemmen heeft behaald. Destijds was dat de Partij van de Arbeid. Daardoor moest de KVP de voortzetting aanvaarden van het premierschap van Willem Drees. Voor de KVP was de uitslag van 1952 sowieso reden voor groot verdriet: voor het eerst sinds 1918 was zij niet meer de grootste partij. Het maakte de verhoudingen tussen KVP en PvdA er niet vrolijker op.
Bovendien raakten de katholieke bisschoppen er nogal door van de leg. Zo zeer dat hun ‘Mandement’1) naar aanleiding van honderd jaar herstel van de bisschoppelijke hiërarchie niet in 1953 verscheen maar een jaar later, wegens grote onenigheid. Van de schrik werd het lidmaatschap van de PvdA door het episcopaat voor katholieken ‘ontraden’. Een voorgenomen verbod werd door een paar bisschoppen tegengehouden.
Van belang was ook, dat de verkiezingen van 1952 plaatsvonden na vier jaar regeren door wat je nu een ‘nationaal kabinet’ zou noemen. Van dit kabinet maakten zowel de PvdA als de VVD deel uit, naast de KVP en de protestantse CHU. Alleen de gereformeerde ARP was er buiten gebleven; die had medewerking geweigerd aan de dekolonisatie van Indonesië. Vanaf 1952 deed, dankzij P.J. Oud, de VVD niet meer mee en begon de nu klassieke tegenstelling tussen coalitie en oppositie vorm te krijgen.
Het lijkt er veel op dat het huidige gelijkspel van D66 en PVV omgekeerd de inleiding wordt op een nieuw ‘nationaal kabinet’, waar iedere grotere partij aan moet gaan meedoen om een parlementaire meerderheid tot stand te brengen. Even leek het er woensdagavond op dat de door de VVD zo gewenste ‘coalitie over rechts’ (D66, VVD, CDA en JA21) tot de mogelijkheden behoorde. Al was ook duidelijk dat die combinatie niet gemakkelijk tot stand zou komen. De centrumrechtse variant verdween achter de horizon, toen donderdagochtend bleek dat PVV en D66 evenveel zetels hadden verworven en CDA en VVD elk een zetel waren kwijtgeraakt ten opzichte van de eerste prognose.
De enig mogelijke meerderheid is daarom die van D66, VVD, GroenLinks-PvdA en CDA. Daarmee zijn wij beland in de situatie, die Dilan Yeşilgöz zo hartstochtelijk probeerde te vermijden, om begrijpelijke redenen. Als al deze partijen moeten meedoen aan een coalitie leidt dat onvermijdelijk tot een vorm van depolitisering die het politieke bedrijf voor veel kiezers onoverzichtelijk maakt en de politieke partijen kleurloos.
Dat is het grote verschil met 1952 toen depolitisering gebruikelijk was, maar het stemmen door de kiezer een kwestie was van groepsgedrag: katholieken kozen katholiek, ongeacht wat de KVP ervan maakte. Zo stemde de arbeidersklasse op de PvdA, ongeacht de prestaties van de partij.
Meedoen was belangrijker dan zich onderscheiden, maar dat laatste is precies wat de hedendaagse kiezer van zijn partij eist.
Ook nu is het aantal stemmen dat op PVV en D66 is uitgebracht van belang. De winnaar kan eisen dat zijn partij de ‘verkenner’ levert, die een begin maakt met de kabinetsformatie. Wat laat zien dat die verkenner misschien niet beslissend is, maar wel heel belangrijk voor de atmosfeer waarin de formatie moet beginnen. Dan te bedenken dat uitgerekend de verkenner formeel niet is geregeld. De enige informele afspraak is, dat de winnaar de verkenner mag voordragen en dus het initiatief heeft.
Uiteindelijk zal het wel net zo gaan als in 1982. De PvdA was de grootste en mocht daarom de eerste informateur leveren, in de persoon van Jos van Kemenade. Maar, iedereen wist toen al hoe dat zou eindigen: hij zou de opdracht moeten teruggeven aan de koningin. Zij zou vervolgens Willem Scholten (CDA) aanwijzen als informateur van een kabinet van CDA en VVD.
Verkiezingen winnen of beëindigen met een gelijkspel is mooi, maar het zegt in Nederland nog steeds niets over het vervolg, de vorming van een kabinet.
1) ‘Mandement’ is de term die in de katholieke kerk wordt gebruikt voor een herderlijke brief van de bisschoppen aan hun gelovigen. De viering van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853 was aanleiding een mandement te formuleren over ‘de katholiek in de openbare leven van deze tijd’. Een paar bisschoppen, vooral in het zuiden, waren zo geschrokken van de winst van de PvdA, ook in katholieke streken, dat zij een verbod op het lidmaatschap bepleitten. De bisschop van Haarlem (Huibers) en de aartsbisschop-coadjutor (Alfrink) hielden het verbod met succes tegen.