Aftreden minister Marchant

Op 17 mei 1935 trad minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Henri Marchant (VDB) uit het kabinet-Colijn II vanwege zijn overstap naar het katholicisme.

Aangezien katholieken geacht werden de RKSP te steunen, was de geloofsovergang een breekpunt voor de VDB. Zijn partij vond daarom dat Marchant moest opstappen en dreigde het kabinet te verlaten als hij aan zou aanblijven.

Op aandringen van minister-president H. Colijn hield Marchant daarom de eer aan zichzelf en trad af.

Inhoud

  1. Achtergrond
  2. Geloofsovergang Marchant
  3. Dreigende kabinetscrisis
  4. Afloop

Achtergrond

Marchant was één van de oprichters van de VDB en zat sinds 1900 in de Tweede Kamer. De VDB was een progressieve partij die zich regelmatig uitsprak tegen confessionele politiek. Namens de VDB had Marchant onder andere een groot aandeel in de invoering van het vrouwenkiesrecht.

In de Kamer voerde Marchant een strijd tegen de rechtse coalities die vanaf 1918 regeerden. Na de Nacht van Kersten in 1925 steunde zijn fractie het amendement om het gezantschap bij het Vaticaan op te heffen. Daarmee veroorzaakte hij mede de val van het kabinet-Colijn I. Hij stond vaak tegenover ARP-leider Colijn, van wie Marchant vond dat hij politiek en geloof te sterk met elkaar verbond.

De VDB veranderde in 1933 van koers: Het trad toe tot een kabinet met de christelijke partijen en Marchant werd minister. Dit kabinet-Colijn II werd een 'crisis-kabinet' genoemd vanwege de aanhoudende economische problematiek. Naast Marchant trad namens de VDB Pieter Oud toe als minister van Financiën.

Het ministerschap van Marchant was geen groot succes. Hem werd onder andere kwalijk genomen dat hij de onderwijsbezuinigingen voornamelijk ten koste van openbare en niet zozeer van bijzondere scholen liet gaan. Dit was opmerkelijk aangezien de VDB juist openbare (seculiere) scholen wilde promoten.

Geloofsovergang Marchant

Marchant was naar eigen zeggen al jong aangetrokken tot het katholicisme. Tijdens de opkomst van het – in zijn ogen negatieve - communisme en nationaalsocialisme was Marchant op zoek naar een positieve tegenkracht.

In het katholicisme vond hij die positieve tegenhanger. In december 1934 liet Marchant zich daarom dopen. Dit hield hij geheim, zowel voor zijn partijgenoten als zijn eigen vrouw.

Dreigende kabinetscrisis

Ondanks de geheimhouding, klonk zijn katholieke overtuiging steeds meer terug in andere vraagstukken. Na Pasen in 1935 deden geruchten de ronde over zijn bekering. Marchant bleef echter ontkennen, ook tegenover partijgenoten zoals Oud.

Op 7 mei 1935, na aanhoudende geruchten, gaf Marchant tegenover de ministerraad toe bekeerd te zijn. Hij gaf ook aan de VBD te verlaten wegens de ‘inquisitoriale’ houding van de partij (partijleden hadden hem meermaals gevraagd op de geruchten te reageren). Marchant zag echter geen reden om als minister op te stappen.

Oud deelde Colijn later schriftelijk mee dat als Marchant niet zou opstappen, het zelf te doen. Oud vond dat het ongeloofwaardig was geworden dat Marchant zou aanblijven als minister en dat de commotie de VDB in een onmogelijke (niet uit leggen) positie had gebracht.

Colijn voorzag ook dat Marchant na zijn bekering zou kunnen rekenen op een grote oppositie in het parlement. Colijn drong er daarom bij Marchant op aan af te treden. Op 11 mei vroeg Marchant aan koningin Wilhelmina om ontslag, wat hem 17 mei werd verleend.

Afloop

Pas na zijn aftreden werd publiek bekend dat hij bekeerd was, wat voor veel ophef zorgde. Marchant verliet na het aftreden definitief het politieke toneel. Hij verdedigde sindsdien in woord en geschrift het katholieke geloof en wees voortdurend op de gevaren van het nationaalsocialisme.

Het vertrek van Marchant viel bijna samen met het uitbreken van een kabinetscrisis. Na een korte formatie keerde het kabinet-Colijn terug. Hoewel dat Colijn III werd genoemd, was het feitelijk een reconstructie. De VDB leverde in Colijn III met M. Slingenberg de minister van Sociale Zaken.