Hervonden nabuurschap

8 mei 2015, column Bert van den Braak

De betrekkingen tussen Nederland en Duitsland zijn altijd hecht geweest, vooral in economisch opzicht. Zeker tot de negentiende eeuw, toen grenzen nog veel minder duidelijk waren, kwamen Duitse landarbeiders als seizoenwerkers (bekend onder de naam hannekemaaiers) in de zomers naar ons land. In Nederland zijn vele namen te vinden met een Duitse oorsprong (Muller, Van Bentum, Van Wezel, Van Rees, Van Ulsen, Schaefer, maar ook Dreesmann, Dobbelmann, Brenninkmeijer). Die betrekkingen vloeiden uiteraard ook voort uit de handels- en vervoersstromen via met name de Rijn. De hechte relatie was verder terug te vinden bij ons koningshuis. De echtgenotes van koning Willem III kwamen uit de vele Duitse vorstelijke geslachten en ook Wilhelmina huwde met een Duitse hertog.

Toen in het midden van de negentiende eeuw het Duitse keizerrijk onder Pruisische aanvoering was tot stand gekomen, ontstond wel steeds meer een gevoel van dreiging. In 1904 belegde koningin Wilhelmina zelfs een zogenoemde Kroonraad, een vergadering van ministers én vorstin, om een concrete waarschuwing te bespreken die zij van de keizer, haar neef, had gekregen. Een antirevolutionair Eerste Kamerlid en oud-diplomaat, J.D.C. van Heeckeren van Kell, herhaalde die waarschuwing in 1910 openlijk in de Senaat - tot ongenoegen overigens van de minister en zijn medeleden. Niettegenstaande hun hardnekkige ontkenningen was zijn signaal terecht. Het Nederlandse kabinet (en minister van Marine Colijn) besloten in 1912 zelfs de kustverdediging te versterken, om daarmee Duitsland duidelijk te maken dat ook Engeland als potentiële vijand werd gezien.

Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, waren veel Nederlandse politici soms Duits georiënteerd (Troelstra bijvoorbeeld) en soms openlijk Duits gezind. Twee zoons van de voormalige Tweede Kamervoorzitter Graaf Van Bylandt vochten mee aan Duitse zijde en er waren meer relaties tussen (adellijke) politici en Duitsers. Dat de Nederlandse premier Cort van der Linden van geallieerde zijde werd beticht van Duitse sympathieën, was in dat licht niet vreemd. De Engelsen gaven hem de bijnaam 'Cort unter den Linden'. Overigens was dat ten onrechte, maar voor het kleine Nederland was het nu eenmaal schipperen tussen de oorlogvoerende landen.

Dat de Duitse keizer in 1918 naar ons land durfde te vluchten en hier asiel kreeg, liet zien dat Nederland niet volop anti-Duits was geworden. Wel had de wijze waarop Duitsland in België was opgetreden veel antipathie opgeleverd. De echte omslag kwam echter pas toen de Nazi's aan het bewind kwamen, maar ook toen kostte het velen nog moeite een duidelijke afwijzende houding in te nemen. Negatieve persuitingen werden door het kabinet in ieder geval als bedreiging van de neutraliteit beschouwd. Hitler was 'gewoon' een bevriend staatshoofd. Dat de proclamatie op 10 mei na de Duitse inval sprak over een 'met angstvallige nauwgezetheid' in acht genomen stipte neutraliteit, was maar al te zeer een waar woord.

Dat de verhoudingen door de Bezetting en de verschrikkingen in de jaren '40-'45 lange tijd grondig bedorven waren, is een open deur. Maar gevoelens bij de bevolking werden spoedig enigszins verdrongen door de politieke en economische realiteit. (West-)Duitsland werd bondgenoot en belangrijkste handelspartner, mocht zich herbewapenen en in 1956 kon Wim Kan het grapje maken dat het een geruststellende gedachte was dat er inmiddels een Duits regiment in Budel was gelegerd. Ook de stappen naar Europese samenwerking droegen bij aan normalisering en daarna versterking van de betrekkingen, al duurde het voor velen tot de jaren tachtig en negentig eer er sprake was van 'verzoening'.

Het 'nieuwe' Duitsland had ook echt rekenschap gegeven van zijn verleden. Geen land deed zoveel moeite om met dat verleden in het reine te komen. Democratische gezindheid en mensenrechten zijn in Duitsland nu onmiskenbaar veilig. In Nürnberg kwam als 'antwoord' op de nog in die stad aanwezige Reichsparteitagsgelände, het terrein waar de Nazi's hun massabijeenkomsten hielden, ook een Straat der Mensenrechten, met zuilen waarop de 27 rechten van de mensen staan gebeiteld.

Landen en volken kunnen leren van de geschiedenis. Dat is echter geen vanzelfsprekendheid. Dat op enig moment - in ongunstige omstandigheden - opnieuw een leider misbruik maakt van sentimenten in de bevolking, moet nooit geheel worden uitgesloten. Democratie en mensenrechten zijn zaken om voortdurend te onderhouden. In die zin zijn Nederland en Duitsland meer dan ooit niet slechts buren, maar ook bondgenoten.



Andere recente columns