Zelfstandigheid

2 maart 2012, column Bert van den Braak

In 1713 leidden onderhandelingen in Utrecht tot het einde van de Spaanse Successieoorlog, die sinds 1701 was gevoerd over de vrijgekomen Spaanse troon. Voor de Republiek was het resultaat mager: de toevoeging van Venlo (!) en de inrichting van een aantal legerplaatsen (barrièresteden) in de Zuidelijke Nederlanden. Feitelijk betekende dit resultaat het einde van de Republiek als Europese macht. De Franse gezant De Polignac sprak de woorden: "Chez vous, sur vous et sans vous" (bij u, over u en zonder u).

De Republiek en nadien het Bataafse Gemenebest, het koninkrijk Holland en de Verenigde Nederlanden was een kleine speler geworden op het Europese politieke toneel. Dat kwam vooral door de opkomst van andere landen. Maar de positie van een klein land, te midden van Europese grootmachten, was per definitie zwak en de 'Gouden Eeuw' was uitzonderlijk geweest.

Toen na de Napoleontische periode de zelfstandigheid was herwonnen, bepaalden de Europese staten dat Nederland een bufferstaat moest worden. Daartoe werden in 1815 de Zuidelijke Nederlanden en Luxemburg met de Noordelijke Nederlanden verenigd. Dat verbond viel echter na vijftien jaar uiteen. Daarna begon een periode waarin ruim honderd jaar sprake was van wat werd genoemd 'zelfstandigheidspolitiek'. Het ministerie van Buitenlandse Zaken was in die tijd vrij onbetekenend (op buitenlands terrein was 'Koloniën' veel belangrijker).

De nabijheid van de door Pruisen gedomineerde grootmacht Duitsland werd daarbij steeds meer een bedreiging. In de eerste decennia van de twintigste eeuw moest behoedzaam worden gemanoeuvreerd om Duitsland niet voor het hoofd te stoten. In 1912 was een door Colijn verdedigde Kustverdedigingswet (versterking tegen een mogelijke Britse inval) een kenmerkend door de Duitsers afgedwongen resultaat.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog moest ons land zich allerlei beperkende maatregelen (inbeslagname van goederen, handelsbeperkingen, aanvallen op schepen) laten welgevallen om niet bij het militaire conflict betrokken te raken. Nadien, gedurende het Interbellum, werd vooral de economische kwetsbaarheid sterk gevoeld. In een wereld waarin afscherming van de eigen markten een leidend beginsel was, kon Nederland slechts 'lijdend' toezien.

De Tweede Wereldoorlog veranderde de internationale positie. Aansluiting bij de geallieerden in 1940 betekende dat de neutrale zelfstandigheidspolitiek werd opgegeven. Op defensiegebied werd die politiek na de bevrijding voortgezet in deelname aan het Atlantisch Bondgenootschap. Op economisch gebied werd verruiming van de eigen afzetmarkt gezocht, eerst in Beneluxverband en spoedig daarna in (West-)Europese economische samenwerking. De totstandkoming van de Verenigde Naties en internationale burger- en mensenrechtenverdragen bonden ons land aan de internationale rechtsorde. In 1953 en 1956 werd dit in de Grondwet verankerd.

Er was tevens een noodzaak tot samenwerking op monetair gebied. In 1945 ging ons land deel uitmaken van het Bretton Woods Stelsel en spoedig was er sprake van nauwe verbondenheid van de gulden met de Duitse Mark (DM). Bij revaluatie van de DM moest de gulden wel volgen. Vanaf 1979 opereerde het monetaire beleid binnen de kaders van het Europees Monetair Stelsel. Eigen speelruimte was er nauwelijks.

De internationale positieverandering vanaf 1945 leidde tot doelbewuste inlevering van soevereiniteit. Onvermijdelijk zorgden verdere uitbouw en uitbreiding van de Europese samenwerking tot meer overdracht van zeggenschap. Om eerlijk te kunnen concurreren in een Europese interne markt zijn gelijke regels nodig op alle terreinen, of het nu gaat om de waarde van diploma's, arbeidsomstandigheden, milieu-eisen of staatssteun. Juist voor een handelsland is een 'gelijk speelveld' van essentieel belang. Daarnaast was er een toenemend besef dat grensoverschrijdende problemen zoals klimaatverandering, criminaliteit en migratiestromen niet door individuele landen kunnen worden opgelost. Uiteraard moet wel steeds de afweging worden gemaakt: wat kan nationaal en wat niet.

Inleveren van soevereiniteit was en is onontkoombaar. Feitelijk is het al drie honderd jaar een illusie dat Nederland volstrekt zelfstandig is. En juist door deelname aan internationale samenwerkingsverbanden en het daarin een actieve rol spelen, is er niet langer sprake van 'over u' en 'zonder u', ook al wordt er dan minder vaak bij ons vergaderd.



Andere recente columns