Het beste kiesstelsel

18 mei 2007, column Bert van den Braak

Bij de opening van het Montesquieu Instituut verwees de Maastrichtse hoogleraar staatsrecht Luc Verhey naar opmerkingen die de filosoof naar wie het instituut is genoemd, maakte over de betekenis van een volksvertegenwoordiging. Montesquieu prees in zijn werk 'De l'Esprit des lois' een stelsel aan waarbij burgers hun eigen afgevaardigden kiezen, die voor hen besluiten kunnen nemen. Burgers kunnen nu eenmaal - praktisch gezien - niet allemaal samen over allerlei zaken beslissen, maar ze zijn wel goed in staat een vertegenwoordiger te kiezen van wie zij weten dat die 'verstandiger' is dan anderen. Politiek commentator Hans Goslinga van Trouw liet zich in reactie hierop kritisch uit over ons kiesstelsel. Goslinga stelt dat het maken van een bewuste keuze voor een kandidaat bij ons onmogelijk is. Hij pleitte voor een directere wijze van het kiezen van afgevaardigden. Dat lijkt plausibel, maar is het dat ook?

Het samenstellen van een parlement waarin de in het volk levende opvattingen zijn vertegenwoordigd is nog niet zo eenvoudig. Er zijn nu eenmaal vele opvattingen over de meest uiteenlopende zaken. De komst van (democratische) politieke partijen heeft echter een gestructureerde keuze mogelijk gemaakt. Partijen hebben immers beginselen en een verkiezingsprogramma waarin over vele onderwerpen een standpunt wordt vastgelegd. In Nederland bepalen kiezers door de stem op een partij hoe de volksvertegenwoordiging wordt samengesteld. Bij die keuze speelt, behalve het programma, de lijsttrekker een belangrijke rol. Doordat kandidaten van een partij zich binden aan het programma hebben kiezers redelijke zekerheid over de standpunten die de gekozenen zullen innemen. Fractiediscipline waarborgt dat zij daarvan niet lichtzinnig zullen afwijken.

Aan dit lijstenstelsel zit als nadeel dat de band tussen kiezer en gekozenen los is en dat de meeste gekozenen onbekend zijn. Theoretisch is denkbaar dat kiezers ook de overige kandidaten van de partij van hun voorkeur in volgorde rangschikken. Gezien het grote aantal kiezers is dit echter vrijwel praktisch ondoenlijk. Bovendien zouden kiezers - willen zij een verantwoorde keuze kunnen maken - exact moeten weten wat de persoonlijke kwaliteiten van al die kandidaten zijn. Aangezien dit onmogelijk is, wordt het bepalen van de lijstvolgorde overgelaten aan (leden van) politieke partijen. Partijen zijn het beste in staat om een goede volgorde te bepalen, omdat zij kunnen letten op zaken als deskundigheid, verdeling naar geslacht, leeftijd, regio etc. Kandidaatstelling en politieke organisatie is overigens niet exclusief voorbehouden aan partijen. Ook zonder politieke partij is deelname aan verkiezingen mogelijk. Dat was vorig jaar bijvoorbeeld het geval bij Geert Wilders. De kiezer heeft daarnaast de mogelijkheid om de door de partij opgestelde lijstvolgorde te doorbreken met een voorkeurstem.

Nu kan het bestaande - vermeende - nadeel van het lijstenstelsel met veel onbekende kandidaten worden ondervangen door een ander, directer kiesstelsel. Bijvoorbeeld door Kamerleden in districten bij meerderheid te laten verkiezen. Aan zo'n stelsel kleven echter vele nadelen. De belangrijkste daarvan is dat er daarbij geen sprake is van evenredige vertegenwoordiging van onder het volk levende opvattingen. Bij een meerderheidstelsel kan immers een partij steun hebben van een minderheid van de kiezers, maar niettemin een meerderheid verwerven in de volksvertegenwoordiging. Bovendien zijn de kansen voor minderheden in districten om een zetel te behalen nihil. Opvattingen die slechts door een klein deel van het electoraat worden gedeeld, zullen dan niet in het parlement te horen zijn.

Dat anderen 'meeliften' met de lijsttrekker is een betrekkelijk nadeel. En waarom zouden kiezers hun afgevaardigden moeten kennen? Wie zich enige moeite getroost, kan echt heel snel vinden welk 'eigen' Kamerlid moet worden benaderd om een bepaald onderwerp aan de orde te stellen. Je kunt als kiezer beter zijn aangewezen op een geestverwante landelijk/anoniem gekozen Kamerlid, dan op een regionaal gekozen bekende afgevaardigde van de 'tegenpartij'. Want een district heeft maar één afgevaardigde; en dat zal lang niet altijd een geestverwant zijn. De landelijke kopstukken zullen verder maar in één district kandidaat kunnen zijn. Bij een districtenstelsel zullen veel kiezers tevergeefs zoeken naar de kandidaat Marijnissen, Balkenende, Bos of Verdonk.

Ook de indeling van het land in districten is een probleem. Het maakt voor de 'politieke kleur' wel uit of bijvoorbeeld Wassenaar bij het district Den Haag of bij het district Leiden wordt ingedeeld. Wordt gekozen voor een stelsel met een tweede stemronde tussen de twee kandidaten die in de eerste ronde de meeste stemmen kregen, dan zullen veel kiezers in die ronde noodgedwongen op een door hen minder gewenste kandidaat moeten stemmen.

Kortom, hoewel er wellicht nadelen zitten aan ons stelsel, voldoet dat toch heel goed om een juiste afspiegeling op te leveren van onder de kiezers levende opvattingen. De nadelen aan een ander stelsel zijn bovendien vele malen groter. De stelling dat Montesquieu ons stelsel het best denkbare zou vinden, durf ik daarom wel aan.



Andere recente columns