Koloniaal bestuurder. Doorliep in Nederlands-Indië een bestuursloopbaan en werd daarna hoogleraar koloniale staatswetenschappen en staathuishoudkunde in Wageningen. Zijn koloniale opvattingen kwamen sterk overeen met die van Colijn, die hem in 1933 tot Gouverneur van Suriname benoemde. Aanhanger van een krachtig koloniaal bestuur, die tamelijk autoritair optrad. Wees het bestaande assimilatiebeleid af en bevorderde de vorming van dorpsgemeenschappen van Hindoestanen en Javanen, die kleinschalige landbouw tot ontwikkeling moesten brengen. Gebruikte ook de nieuwe staatsregeling ten voordele van die bevolkingsgroepen en vervreemde zich van de creolen. Verloor tijdens de oorlog het vertrouwen van de Staten van Suriname en werd eind 1943 eervol ontslagen.