Vooraanstaand liberaal Eerste Kamerlid voor Zuid-Holland. Kleine levendige en strijdbare Groninger. Was vanaf 1856 36 jaar hoogleraar burgerlijk recht, handelsrecht en burgerlijk procesrecht, eerst in Groningen en sinds 1859 in Leiden. In 1904 vurig opposant tegen de Hoger-onderwijswet van Kuyper, die afstuderen aan de Vrije Universiteit mogelijk maakte. Hield daartegen als 78-jarige een lange, deels persoonlijk tegen Kuyper gerichte rede. Verloor zijn zetel na de ontbinding van de Senaat.
liberaal
functie(s) in de periode 1894-1904: lid Eerste Kamer
ambtenaar (rang: adjunct-commies, 1852 commies, 1853 referendaris), ministerie van Financiën, van 14 juni 1850 tot april 1856
buitengewoon hoogleraar burgerlijke rechtsvordering, Hogeschool te Groningen, van april 1856 tot 1 januari 1859 (zette zijn college's nog tot juni 1859 voort)
hoogleraar burgerlijk recht, handelsrecht en burgerlijke rechtsvordering, Hogeschool te Leiden, van 1 januari 1859 tot september 1892
lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 5 juli 1894 tot 23 juli 1904 (voor Zuid-Holland)
Nevenfuncties (4/5)
lid Staatscommissie tot herziening van het burgerlijk wetboek, van 1880 tot 1886
voorzitter raden van beroep voor de vermogens- en personele belasting, vanaf 1894
redacteur tijdschrift "Nieuwe Bijdragen voor Rechtsgeleerdheid en Wetgeving"
voorzitter Thorbecke-stichting, omstreeks 1898 en nog in 1901
afgeleide functies, presidia etc. (4/8)
lid Centrale Afdeling (Eerste Kamer der Staten-Generaal), van december 1901 tot april 1902
lid Centrale Afdeling (Eerste Kamer der Staten-Generaal), van september 1902 tot december 1902
lid Centrale Afdeling (Eerste Kamer der Staten-Generaal), van september 1903 tot december 1903
lid Centrale Afdeling (Eerste Kamer der Staten-Generaal), van april 1904 tot juli 1904
U ziet een selectie van de nevenfuncties. In de uitgebreide versie is een overzicht van nevenfuncties in te zien.
Opleiding
In de uitgebreide versie is een overzicht van de opleiding(en) opgenomen.
Activiteiten
als parlementariër
Sprak in de Eerste Kamer met name over onderwijs, binnenlandse zaken, justitie, marine en koloniën, maar ook over andere onderwerpen
Stemde in 1900 tegen de (tweede) ontwerp-Ongevallenwet
Stemde in 1901 tegen de ontwerp-Woningwet
Behoorde in 1903 tot de tien liberalen die tegen het wetsontwerp opsporing van delfstoffen van staatswege stemden
Wetenswaardigheden
uit de privésfeer
Trad in 1892 af als hoogleraar om zich te kunnen wijden aan het schrijven van "Het Nederlands Burgerlijk Procesrecht"
Zijn echtgenote was een nicht (oomzegster) van F.A. van Hall, minister en Tweede Kamerlid
verkiezingen
Werd in 1894 bij een tussentijdse verkiezing van een Eerste Kamerlid in Provinciale Staten van Zuid-Holland met 50 van de 71 stemmen gekozen
Werd in 1899 bij de periodieke verkiezing van Eerste Kamerleden in Provinciale Staten van Zuid-Holland met 40 van de 70 stemmen gekozen
Werd in 1904 bij de verkiezing van Eerste Kamerleden in Provinciale Staten van Zuid-Holland verslagen door P.J.F. Vermeulen. Hij kreeg 34 stemmen, tegen 46 voor Vermeulen.
Publicaties van/over
literatuur/documentatie
Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel VII, 430