Een minderheidskabinet, net als in Denemarken?

Het is goed voorstelbaar dat de verkiezingen van 29 oktober een impasse gaan opleveren; geen enkele combinatie haalt dan een meerderheid. Het door partijen uitsluiten van de PVV (en FVD) maakt een rechtse coalitie onhaalbaar, de kans dat er een linkse meerderheid (inclusief D66) komt is nihil en in het centrum lijkt de blokkade die de VVD opwerpt tegen GroenLinks-PvdA eveneens een meerderheidscoalitie te verhinderen. Dan rest alleen een minderheidskabinet.

Qua timing zat Corné Smit, die op 9 oktober in Leiden promoveerde op Minderheidskabinetten in Nederland en Denemarken, dus goed. Hij merkt op dat Nederland sinds 1939 geen minderheidskabinet meer kende en dat Denemarken daar veel meer en recenter wel ervaring mee heeft. Misschien kunnen we daarvan leren.

Allereerst iets over het verschijnsel minderheidskabinetten. Zowel in Denemarken als in Nederland is het doel van een formatie vorming van een kabinet dat (enig) vertrouwen van een meerderheid van het parlement (feitelijk de Tweede Kamer) heeft. Het kabinet moet niet, zoals in 1939 het kabinet-Colijn V, al bij de eerste ontmoeting met de Kamer worden weggestuurd. Het is niet nodig dat de aan de coalitie deelnemende partijen een meerderheid hebben. Er kan voor een gedoogconstructie worden gekozen, zoals in 2010 bij het kabinet-Rutte I met de PVV het geval was. Overigens ging het toen niet om vrijblijvend ‘gedogen’, maar om in een akkoord vastgelegde afspraken. De PVV leverde geen bewindspersonen.

In Denemarken is, zo laat Smit zien, de drempel voor vorming van een minderheidskabinet wat lager. Alleen nadrukkelijke oppositie kan vorming daarvan blokkeren. Als partijen bereid zijn ‘af te wachten’, kan er een minderheidskabinet komen, ook al heeft de oppositie de macht dat direct weg te sturen. Belangrijk is dat er sprake is van blokvorming, waarvan ook ‘oppositiepartijen’ deel kunnen maken. Dat is wezenlijk onderdeel van de Deense politiek en zorgt feitelijk voor stabiele verhoudingen; stabieler dan de onze. Alleen als een deelnemer van blok ‘wisselt’ komt het kabinet in gevaar. Er zijn verder regels over het functioneren van minderheidskabinetten, met vastgelegde invloed van niet-coalitiepartijen. Deze ‘forlig’ garandeert dat afspraken met oppositiepartijen worden nagekomen. Die afspraken moeten dan wel worden gemaakt.

Vraag is of het Nederlandse stelsel iets dergelijks toestaat en of dat werkbaar is. Nederland kent geen echte blokken en er zijn partijen die nauwelijks bereid zijn tot afspraken (PvdD) of een slechte reputatie hebben bij het nakomen daarvan (PVV). Het afbreukrisico is bovendien groot. Wie gedoogt, wordt medeverantwoordelijk. Stel de VVD gedoogt een centrumlinks minderheidskabinet (GL-PvdA, D66, CDA, CU, Volt). Dan is het de vraag of afspraken over deelterreinen (stikstof, woningbouw) met die coalitie voldoende basis bieden om dat 'gedogen' voor de achterban acceptabel te maken. De aanwezigheid van partijen die niet of nauwelijks constructief zijn, maakt het afbreukrisico groot. Groter dan in Denemarken, zou ik zeggen.

Smit beveelt enkele verbeteringen aan voor het Nederlandse parlementaire stelsel om vorming van minderheidskabinetten te vereenvoudigen. Gedacht wordt aan een beter commissiestelsel, betere parlementaire ondersteuning en meer rechten voor minderheden. Dat kunnen op zich allemaal nuttige verbeteringen zijn, maar dat daarmee vorming van minderheidskabinetten nu eenvoudiger wordt, waag ik te betwijfelen. Overigens laat ik nog maar even buiten beschouwing dat ons tweekamerstelsel (wat Denemarken niet heeft) het nog complexer maakt.

Alleen ‘gedogen’ in het centrum zou minderheidskabinetten ook bij ons iets waarschijnlijker maken. Maar laat nu juist dat centrum aanzienlijk verzwakt zijn. Kan het, een kabinet van CDA-VVD-D66-(JA21?) gedoogd door bijvoorbeeld de PVV of een centrumlinks kabinet (GL-PvdA, D66, CDA, Volt, SP) gedoogd door PvdD, CU en/of DENK? En dan is het nog de vraag of er daarmee al een meerderheid is. Stabiel is het zeker niet.

Columns