'Uitdijende antiterrorismewetten'

Jan-Peter Loof: spanning met grondrechten

De antiterrorismewetten in Nederland hebben de neiging om stapje voor stapje steeds meer uit te dijen - tot ze op gespannen voet komen te staan met vrijheidsrechten en andere grondrechten.
Die 'algemene trend' signaleert Jan-Peter Loof, docent staatsrecht en mensenrechten aan de universiteit van Leiden, ook lid van het College voor de Rechten van de Mens.
Eerst wordt het delict opgerekt, vervolgens wordt er voor het opgerekte delict voorlopige hechtenis toegestaan, waardoor vrijheidsbeneming mogelijk wordt voor steeds minder ernstige gevallen. En er omheen wordt een ring van vrijheidsbeperkende maatregelen gecreëerd voor gevallen waarin nog geen sprake is van strafbare feiten, zoals een uitreisverbod of een meldplicht.
Is dit de beste manier om het terrorisme te bestrijden, vraagt Loof zich af.

Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken) mocht het voor de rechtbank nog eens komen uitleggen: wat wist hij over het 'klankborden' bij burgemeestersbenoemingen?
Zo vaak komt het niet voor dat ministers bij de rechter worden geroepen. Er wordt geregeld om gevraagd. Zo staan premier Rutte en vicepremier Asscher op het lijstje om te worden gehoord in de rechtszaak tegen Geert Wilders over 'minder' Marokkanen. Meestal komt het er niet van. Indertijd hoefden Balkenende en Bos ook niet voor de rechtbank te verschijnen na de ondergang van Fortis. Evenmin als minister Sorgdrager in 1996 in het proces tegen 'De Hakkelaar'. Eerder, in 1988, moest minister Braks wel opdraven - over de visfraude.

Tekening: De Telegraaf, 19 april 2016