Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Wettelijke regeling en reglement

Sinds 1983 heeft de ministerraad een plaats in de Grondwet. Artikel 45 is aan deze vergadering van ministers gewijd. De werkwijze van de ministerraad is verder geregeld in het reglement van orde van de ministerraad. In artikel 4 van dit Reglement wordt ook opgesomd waarover de ministerraad beraadslaagt en besluit, zoals wetsvoorstellen, algemene maatregelen van bestuur, verdragen en benoemingen van hoge ambtenaren.

De voorzitter van de ministerraad is de minister-president; de vicepremier(s) is/zijn ondervoorzitter.

2.

Vergaderingen

De ministerraad vergadert in principe iedere vrijdag. Dat gebeurt meestal in de Trêveszaal van het ministerie van Algemene Zaken aan het Binnenhof, in Den Haag.

Tijdens de voorbereiding van de begroting voor het komende jaar en als er belangrijke actuele zaken zijn, vergadert de raad ook op andere dagen. De besprekingen van de raad zijn niet openbaar en hetgeen besproken wordt, is vertrouwelijk1). Wel geeft de minister-president na afloop van de vergadering een persconferentie over de besluiten die genomen zijn. Ook geeft de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) persberichten uit naar aanleiding van wat in de ministerraad is besproken. De notulen worden na 20 jaar openbaar.

Indien nodig kan gestemd worden over een voorstel. In de praktijk komt een stemming echter weinig voor. Als een minister zich niet met een besluit kan verenigen dan is ontslag nemen de enige optie. Een tegenstemmende minister kan zich echter ook neerleggen bij het besluit.

3.

Bevoegdheden

De ministerraad besluit onder andere over voorstellen van (rijks)wet en ontwerpen van algemene maatregelen van (rijks)bestuur. Dit doet de ministerraad voordat deze aan de Raad van State van het Koninkrijk dan wel de Raad van State worden aangeboden.

Een wetsvoorstel wordt door de verantwoordelijke minister(s) of staatssecretaris(sen) voorgelegd. Wetsvoorstellen komen dus niet voor rekening van één minister, maar van het hele kabinet: "de regering spreekt met één mond". Als de ministerraad het niet eens kan worden over een wetsvoorstel, is dat een serieus probleem en kan dat leiden tot het aftreden van de minister. Dit komt zelden voor, omdat veel beleidsvoornemens tijdens de kabinetsformatie al in grote lijnen zijn besproken.

Als de Raad van State ernstige kritiek heeft op de voorstellen, vergadert de ministerraad over de consequenties hiervan.

In de ministerraad vindt ook besluitvorming over spoedadviezen aan de Raad van State plaats, en over ingrijpende wijzigingen of intrekking van voorstellen of ontwerpen waarover de ministerraad in een eerder stadium al heeft besloten. De ministerraad behandelt verder de bekrachtiging van initiatiefwetsvoorstellen die door de Tweede en Eerste Kamer zijn aangenomen.

Beleid

Verder vergadert de ministerraad over beleid voor zover dat niet in wetgeving tot wetten of algemene maatregelen van bestuur tot uitdrukking komt. Zo vindt in de ministerraad besluitvorming plaats over nota's aan het parlement en over adviesaanvragen aan externe adviesorganen die kunnen leiden tot belangrijke politieke en financiële consequenties.

Als ambtenaren lid zijn van externe adviesorganen of interdepartementale commissies, besluit de ministerraad over de publicatie van de rapporten van deze organen of commissies als er belangrijke politieke en financiële consequenties mee gemoeid zijn.

Daarnaast komt in de ministerraad aan de orde hoe bekendheid wordt gegeven aan belangrijke beleidsvoornemens, en wat er moet gebeuren als de beleidsvoornemens van de ene minister in strijd zijn met het beleid van een andere minister.

Over zaken die niet in artikel 4 van het Reglement van Orde voor de Ministerraad worden genoemd en die toch van belang zijn voor het algemeen regeringsbeleid, wordt door de betrokken ministers overlegd met de minister-president. Als zij niet tot overeenstemming komen, volgt een bespreking in de ministerraad.

Buitenlands beleid en Europese Unie

De ministerraad besluit verder over belangrijke onderwerpen in het buitenlands beleid, en over de vraag of Nederland in internationaal verband wel of niet moet instemmen met voorstellen die de Nederlandse rechtsorde beïnvloeden of blijvende verplichtingen met zich meebrengen. Ook het Nederlandse standpunt in vergaderingen van de ministerraad van de Europese Unie wordt in de Nederlandse ministerraad voorbereid. De ministerraad gaat ook over de instructies aan Nederlandse delegaties en vertegenwoordigers in het buitenland, en over de samenstelling van delegaties.

Instelling van externe adviesorganen en interdepartementale commissies

De ministerraad besluit over de instelling, taak en samenstelling van externe adviesorganen. Hetzelfde geldt voor interdepartementale commissies met een permanent karakter of waarvan de werkzaamheden belangrijke politieke en financiële consequenties kunnen hebben.

Benoemingen en ontslagen

In de ministerraad vindt besluitvorming plaats over voordrachten voor Koninklijke besluiten tot benoeming en ontslag van: ministers, staatssecretarissen, hooggeplaatste rechters, hooggeplaatste ambtenaren (waaronder burgemeesters van gemeenten met meer dan 50.000 inwoners en van provinciehoofdsteden), hooggeplaatste militairen en hooggeplaatste diplomaten.

4.

Onderraden, ministeriële commissies en vierhoek

De ministerraad telt thans zeven onderraden waarin enkele bewindslieden en topambtenaren de vergaderingen van de ministerraad voorbereiden. Het verschil tussen een onderraad en ministeriëel overleg is, dat een onderraad een meer blijvend karakter heeft. De minister-president is tevens voorzitter van alle onderraden. Naast ministers kunnen ook staatssecretarissen, ambtenaren en de president van De Nederlandsche Bank lid zijn van een onderraad.

De volgende onderraden zijn ingesteld:

 

Naam onderraad

Raad Werk, Inkomen, Zorg en Onderwijs (RWIZO)

Raad Financiële en Economische Zaken, Infrastructuur en Landbouw (RFEZIL)

Raad Bestuur en Justitie (RBJ)

Raad Veiligheid en Inlichtingen (RVI)

Raad voor Koninkrijksrelaties (RKR)

Raad Defensie en Internationale Aangelegenheden (RDIA)

Raad Europese Aangelegenheden (REA)

5.

Ministeriële overleggen

Naast de onderraden zijn er enkele ministeriële overlegorganen. Deze zijn meestal tijdelijk, in principe voor de duur van de kabinetsperiode. Ministeriële commissies worden gevormd voor een bepaald thema of onderwerp. De minister-president is ook hier de voorzitter.

De volgende ministeriële overleggen zijn op dit moment ingesteld:

 

Naam ministeriëel overleg

Ministeriële Commissie COVID-19 (MCC-19)

Ministeriële Commissie Economie en Veiligheid (MCEV)

Ministeriële Commissie Onderzeeboot Vervanging (MCOV)

Ministeriële Kerngroep Speciale Operaties (MKSO)

Ministeriële Commissie Vliegramp Oekraïne (MCVO)

Ministeriële Commissie Klimaat en Energie (MCKE)

Ministeriële Commissie Stikstof en PFAS (MCSP)

Ministeriële Commissie Regionale Samenwerking (MCRS)

Ministeriële Commissie Uitvoering (MCU)

Ministeriële Commissie Toeslagen en Herstel (MCTH)

Vijfhoek (informeel)

6.

Personele ondersteuning

De ministerraad wordt ondersteund door de secretaris en de adjunct-secretaris. Zij stellen onder andere de besluitenlijsten en de notulen van de vergaderingen op. Ook de hoofddirecteur van de RVD is aanwezig bij de vergaderingen van de ministerraad.

Het secretariaat van de ministerraad wordt gevoerd door het kabinet van de minister-president. Bij dit kabinet, onderdeel van het ministerie van Algemene Zaken, zijn diverse raadadviseurs werkzaam, die ook het secretariaat voeren van de onderraden en commissies.

7.

Historische ontwikkeling

De ministerraad zoals wij die nu kennen, is in 1842 ontstaan. Voor die tijd vergaderden de ministers soms wel gezamenlijk, maar dat gebeurde onder voorzitterschap van de koning (Kabinetsraad) of van de vicepresident van de Raad van State. In 1823 kwam er een eerste reglement voor de raad. De toenmalige ministerraad had een heel ander karakter dan tegenwoordig, want de ministers waren feitelijk dienaren (of adviseurs) van de koning. Bij dergelijke vergaderingen waren ook ministers van staat (in die tijd te beschouwen als ministers zonder portefeuille) en sommige prinsen aanwezig.

In 1842, na de invoering van de strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid in 1840, kwam er een nieuw reglement van orde van de ministerraad. Voortaan konden de hoofden van departementen van algemeen bestuur (ministers) gezamenlijk onder (tijdelijk) voorzitterschap van één van de ministers vergaderen. Iedere drie maanden werd een andere voorzitter gekozen. Als secretaris trad de directeur van het Kabinet van de Koning op.

In het reglement werd vastgelegd dat de ministers gezamenlijk of bij meerderheid adviezen aan de koning konden uitbrengen over wetsvoorstellen, verordeningen en andere onderwerpen vastgelegd. Er werd wekelijks (aanvankelijk op woensdag) een ministerraad gehouden.

Na de Grondwetsherziening van 1848 kwam er per augustus 1850 opnieuw een nieuw reglement van orde. Daarin werd de positie van de ministerraad ten opzichte van de koning verder versterkt. Alle zaken van belang moesten voortaan door de ministerraad worden besproken en de raad kon bindende besluiten nemen. Bij die besluitvorming gold voortaan ook het beginsel van de homogeniteit: een minister kan niet tegen een meerderheidsbesluit ingaan. Hij moet zich of bij het besluit neerleggen of aftreden.

Het principe van de wisselende voorzitter bleef gehandhaafd, maar in de praktijk werd daar soms vanaf geweken (bijvoorbeeld door Thorbecke). Na 1880 was er alleen in naam nog een tijdelijk voorzitterschap. Er kwam nu ook een (tijdelijk) ondervoorzitter. Vanaf 1862 werd bovendien in plaats van de directeur van het Kabinet van de Koning één van de ministers secretaris van de ministerraad.

In 1922 werd het principe van het vaste voorzitterschap vastgelegd in het reglement. In 1945 werd de titel minister-president ingevoerd en kwam er in plaats van een minister een vaste ambtelijke secretaris.


Meer over