Heldt, Bernardus Hermanus (1841-1914)

 
English | Nederlands

HELDT, Bernardus Hermanus (1841-1914)

Heldt, Bernardus Hermanus, voorzitter Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond (Amsterdam 1-9-1841 - Arnhem 13-1-1914). Zoon van Bernardus Heldt, kleermaker, en Francina Castrop. Gehuwd op 28-7-1883 met Lucia Postma. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. afbeelding van Heldt, Bernardus Hermanus

Heldt groeide in armoede op. Zijn vader stierf al vroeg. Na zijn dood moest de moeder als wasvrouw de kost verdienen voor haar drie zoons. De kelder waarnaar het gezin noodgedwongen verhuisde, werd in 1874 door de gemeente onbewoonbaar verklaard. Van enig geregeld onderwijs was geen sprake. Soms ontbrak het schoeisel, een andere keer mankeerde het aan schoolbenodigdheden. Op tienjarige leeftijd werd Heldt loopjongen in een bibliotheek. Een halfjaar later werkte hij eveneens als loopjongen in een meubelmakerij. Pas nadat hij voor de zoveelste maal mishandeld was door de patroon en op het punt stond weg te lopen, kreeg hij als zeventienjarige de status van leerling-meubelmaker. In 1863 was hij volleerd meubelmakersgezel.

Uit deze tijd dateren ook zijn eerste vakverenigingsactiviteiten. Mede op zijn initiatief kwam in 1864 de meubelmakersvereniging 'Amstels Eendracht' tot stand, waarvan Heldt in 1866 eerste secretaris werd. In oktober 1870 werd hij als werkmansvertegenwoordiger opgenomen in het Comité ter bespreking der Sociale Quaestie, een gezelschap van sociaal bewogen liberalen uit de gegoede burgerij, zoals bijv. A. Kerdijk, B.H. Pekelharing en H. Goeman Borgesius. In dit vrijzinnig-liberale milieu ontwikkelde Heldt zijn politiek-maatschappelijke opvattingen. Deze kregen met name gestalte in het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond (ANWV), in oktober 1871 mede door Heldt opgericht. Deze organisatie, waarvan Heldt op 1 december 1871 tot voorzitter gekozen werd, was een federatie van plaatselijke vakverenigingen en zij stelde zich tegenover de in 1869 te Amsterdam gestichte Nederlandse afdeling van de socialistische Internationale Arbeidersassociatie. Niet door klassenstrijd en revolutie, maar langs de weg van overleg en geleidelijkheid wilde het ANWV de positie der arbeiders verbeteren. Daarbij streefde het Verbond naar politieke en godsdienstige neutraliteit en het stelde zich derhalve voor werklieden van iedere gezindte open. Hoewel in Heldts streven naar klassenvrede de conservatieve invloed der 'heeren' merkbaar was, leerde hij in zijn omgang met de liberale politici en industriëlen van het Comité ook het andere, vrijzinnige gezicht van het liberalisme kennen. Daarvan getuigen zijn activiteiten voor het nieuw-malthusianisme en de vrijden-kersbeweging. Samen met onder andere Aletta Jacobs nam hij in 1881 het initiatief tot de oprichting van de Nieuw-Malthusiaansche Bond, waarvan hij enige jaren het voorzitterschap bekleedde. Hij maakte eveneens deel uit van het bestuur van de vrijdenkersvereniging 'De Dageraad'.

Het ANWV wilde vooral met politieke middelen het lot van de arbeiders verbeteren en stelde daarom de eis van kiesrechtuitbreiding centraal. Heldt vertegenwoordigde het ANWV onder andere in de Nederlandsche Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht. Door deze organisatie, waarin de socialisten domineerden, werd Heldt in 1885 geroyeerd, omdat hij in een rede ervoor gepleit had bedeelden uit te sluiten van het kiesrecht. Inmiddels was zijn politieke carrière al begonnen. In het najaar van 1885 werd Heldt namelijk voor de Liberale Unie als eerste werkman in het parlement gekozen. Binnen de Kamer behoorde hij tot de linkervleugel van de liberalen. In 1886 stemde hij als enige van de liberale kamerclub tegen de grondwetsherziening. Het compromis tussen de conservatieve minister-president J. Heemskerk Azn. en de liberale kamermeerderheid, waarin het algemeen kiesrecht op de lange baan geschoven werd, was voor Heldt onaanvaardbaar. Behalve in de strijd voor het algemeen kiesrecht zette Heldt zich ook in voor sociale wetgeving. Hij was lid van de parlementaire enquêtecommissie die in 1886 een onderzoek instelde naar de toestanden in fabrieken en werkplaatsen. En in 1894 diende Heldt een motie in inzake een algemene ouderdomsvoorziening voor werklieden. Deze motie kwam op 28 en 29 maart 1895 in de Kamer in behandeling en werd sterk geamendeerd met 63 tegen 5 stemmen aangenomen. De regering gaf gevolg aan het in de motie uitgebracht verzoek om een staatscommissie te benoemen. Van deze 24 leden tellende commissie maakte Heldt deel uit. Op 2 augustus 1898 werd een verslag uitgebracht, dat evenwel niet direct nut voor de ouderdomsvoorziening had, maar wel tot gevolg had dat de zaak aan de orde bleef.

Toch was de strijd voor het algemeen kiesrecht bepalend voor Heldts politieke ontwikkeling. Toen in 1896 de Liberale Unie in tweeën brak als gevolg van de verdeeldheid over het kieswetsontwerp van de liberale minister J.P.R. Tak van Poortvliet, behoorde Heldt tot de zogenaamde Takkianen. Het voorstel van Tak haalde het niet en in plaats daarvan werd het minder verstrekkende voorstel van de behoudende liberaal S. van Houten aangenomen. Heldt stemde tegen en schaarde zich aan de zijde van de progressief-liberalen. Toen met de oprichting van de Vrijzinnig-Democratische Bond in 1901 de breuk in de liberale gelederen definitief werd, had Heldt tevoren zijn adhesie met een dergelijke beslissing verklaard en hij trad als lid toe. Zijn politieke carrière liep echter ten einde. In de Tweede Kamerverkiezingen van 1901 werd hij niet herkozen. Om in zijn bestaan te voorzien werd hij overzichtschrijver van Het Nieuwsblad voor Nederland. Na in 1902 benoemd te zijn tot agent van de Rijksverzekeringsbank te Winterswijk, legde hij een jaar later zijn voorzitterschap van het ANWV, dat ten prooi was aan politieke verdeeldheid, neer.

Aan de totstandkoming van het algemeen kiesrecht heeft Heldt een belangrijke bijdrage geleverd, en in zijn strijd hiervoor was hij moedig en onafhankelijk. Het gevecht tegen de verdeeldheid in de arbeidersbeweging heeft hij verloren. Dat de vrijzinnige arbeidersbeweging doodliep in de verzuiling, is niet zijn schuld geweest. De tegenkrachten waren eenvoudig te sterk.

P: Behalve zijn artikelen in het ANWV-orgaan De Werkmansbode, waarvan Heldt van 1877 tot 1903 redacteur was, publiceerde hij: Wat onderscheidt de sociaal-democratische beweging van die welke zich openbaart in het Alg. Nederl. Werklieden-Verbond (Amsterdam, 1885); Een bij de wet geregelde arbeidsdag. Rapport van het Alg. Ned. Werkliedenverbond... (Amsterdam, 1886); Over coöperatie. Instellingen en uitkomsten van de samen werkende Maatschappij "Vooruit" te Gent en de Coöperatieve Brood bakkerij "De Volharding" te 's-Gravenhage (Amsterdam, 1888); Instellingen op sociaal en coöperatief gebied in België (Amsterdam, 1892); Bouw-Maatschappij ter verkrijging van eigen woningen te Amsterdam... samen met Johs. van Buuren (Amsterdam, 1893); Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond, 1871-1896 (Leeuwarden, 1896); Pensioneering van werklieden. Uitkomsten van het onderzoek der staatscommissie, met eenige beschouwingen (Amsterdam, 1898); Rapport over het leerlingenwezen in Oostenrijk, Zwitserland en Duitschland, in opdracht van de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen. Bew. door H.L. Drucker, F.W. Westerouen van Meeteren, B.H. Heldt, D.W. Stork, J. Verschuyl [Amsterdam, 1900].

L: Behalve necrologieën in Het Vaderland, 13-1-1914, Nieuws van den Dag, 13-1-1914, Algemeen Handelsdagblad, 14-1-1914 ocht. en Eigen Haard 40 (1914) 72: B.H. Pekelharing, 'B.H. Heldt (van 1841-1871)', in Jaarboekje van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond voor 1904, 49-54; B. Bymholt, Geschiedenis der arbeidersbeweging in Nederland (1894) (Amsterdam, 1976); G. Taal, Liberalen en radicalen in Nederland, 1872-1901 (Den Haag, 1980); Hans Righart, 'B.H. Heldt (1841 -1914): vóór het kiesrecht, tégen de verzuiling!', in Kleio. Tijdschrift van de vereniging van docenten in geschiedenis en staatsinrichting in Nederland 26 (1985) 10 (,) 3-7.

I: Kleio. Tijdschrift van de vereniging van docenten in geschiedenis en staatsinrichting in Nederland 26 (1985) 10 3.

J.A. Righart


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013