In Nederlands-Indië geboren Utrechtse bestuurskundige, die kort deel uitmaakte van de Raad van State. Werd als wetenschapper vooral bekend door zijn openbare les over de ambtelijke invloed op het overheidsbeleid, waarbij hij het begrip 'Vierde Macht' introduceerde. Wegbereider van de bestuurskunde als aparte tak van de rechtswetenschap. Ontviel de Raad van State al na acht maanden toen hij op 57-jarige leeftijd overleed.
functie(s) in de periode 1984-1985: lid Raad van State
hoofd bureau Algemene en Juridische Zaken, directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid, ministerie van Binnenlandse Zaken, van 1958 tot 1961
wetenschappelijk hoofdmedewerker bestuurskunde en administratief recht, Rijksuniversiteit Utrecht, van juli 1961 tot 1 september 1969
lector bestuurskunde en administratief recht, Rijksuniversiteit Utrecht, van 1 september 1969 tot 1 mei 1972
hoogleraar bestuurskunde en administratief recht, in het bijzonder het recht van de ruimtelijke ordening, Rijksuniversiteit Utrecht, van 1 mei 1972 tot 1 september 1984 (benoemd 7 april)
lid Raad van State, van 1 september 1984 tot 1 mei 1985 (benoemd bij K.B. van 7 mei 1984)
Nevenfuncties
ondervoorzitter Raad van Beroep te Utrecht, omstreeks 1975
Opleiding
In de uitgebreide versie is een overzicht van de opleiding(en) opgenomen.
Wetenswaardigheden
algemeen
Zijn inaugurele rede als Utrechts hoogleraar in 1972 deed veel stof opwaaien. Hij beschuldigde overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening stelselmatig de belangen van burgers te veronachtzamen door allerlei juridische constructies en met name door gebruikmaking van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening over het vooruitlopen op vaststelling van een bestemmingsplan.
uit de privésfeer
Promoveerde bij prof. W.F. Prins
Familie/gezin
In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.