Advocaat uit Kortrijk die twee perioden in de Tweede Kamer zat. Initiatiefnemer van een wet om de Prins van Oranje in Brussel een eigen paleis te geven. Stond echter wel kritisch tegenover het beleid van Willem I. Vanwege een affaire in verband met zijn steenbakkerij moest hij in 1822 terugtreden als burgemeester van Kortrijk. Werd later gerehabiliteerd en in 1828 opnieuw Tweede Kamerlid.
Mr. L. Pycke
oppositionelen ten tijde van Willem I
functie(s) in de periode 1818-1830: lid Tweede Kamer
Inhoud
Personalia
voornamen (roepnaam)
Leonard
geboorteplaats en -datum
Meulebeke, 17 mei 1781
overlijdensplaats en -datum
Kortrijk, 8 februari 1842
Partij/stroming
stroming(en)
- oppositioneel (onder Willem I)
- liberaal
Hoofdfuncties/beroepen (7/8)
- eigenaar steenbakkerij te Kortrijk
- grondwetsnotabele, 14 augustus 1815 (voor het arrondissement Kortrijk, departement van de Schelde)
- lid Provinciale Staten van West-Vlaanderen, van maart 1816 tot juli 1818
- onderintendant, vanaf 1817
- burgemeester van Kortrijk, van 25 juli 1817 tot 1822
- lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 20 oktober 1818 tot 15 oktober 1821 (voor West-Vlaanderen)
- lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 21 oktober 1828 tot 18 oktober 1830 (voor West-Vlaanderen)
U ziet een selectie van de loopbaan. In de uitgebreide versie is de gehele loopbaan in te zien.
Nevenfuncties
secretaris Kamer van Koophandel en Fabrieken te Kortrijk, vanaf juni 1817
afgeleide functies, presidia etc.
lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van 13 september 1830 tot 1 oktober 1830
Opleiding
In de uitgebreide versie is een overzicht van de opleiding(en) opgenomen.
Activiteiten
als parlementariër
- Stemde zowel in december 1819 als in maart 1820 tegen de tienjarige begroting
- Diende in 1821 een initiatiefvoorstel in tot voorziening in de middelen ter verzekering van de uitvoering van de wet van 27 december 1815 inzake de bouw van een paleis voor de Prins van Oranje in Brussel. Dit voorstel werd later ingetrokken.
Wetenswaardigheden
algemeen
- Ten onrechte werd verondersteld dat hij vanwege zijn regeringsgezindheid in 1821 niet werd herkozen
- Werd in 1822 beschuldigd grote hoeveelheden baksteen uit zijn eigen steenbakkerij te hebben verkocht aan de stad Kortrijk voor het herstel van de Hallen. Werd - na eerdere veroordeling - in tweede instantie vrijgesproken.
Publicaties van/over
literatuur/documentatie
Biographie Nationale, deel XVIII, 384