Eindhovense hoogleraar en CDA-bewindsman. Werd na het overlijden van minister Peijnenburg minister voor Wetenschapsbeleid in het eerste kabinet-Van Agt. Speelde geen opvallende rol in dat kabinet; zette het werk van zijn voortganger voort, onder andere via de publicatie van de Innovatienota. Was voor hij minister werd hoogleraar elektrotechniek en werd na zijn ministerschap lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
hoogleraar elektrotechniek, Technische Hogeschool te Eindhoven, van september 1957 tot 1 januari 1972
voorzitter Centrale Organisatie TNO (Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek), van 1 januari 1972 tot 15 februari 1974
buitengewoon hoogleraar elektrotechniek, Technische Hogeschool te Eindhoven, van 1 januari 1972 tot 3 mei 1979
minister zonder portefeuille belast met wetenschapsbeleid (minister voor Wetenschapsbeleid), van 3 mei 1979 tot 11 september 1981
bewindvoerder bureau "Cobidoc" (Commissie voor bibliografie en documentatie), vanaf 1 maart 1982
lid WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid), van 1 januari 1983 tot 26 november 1983
U ziet een selectie van de loopbaan. In de uitgebreide versie is de gehele loopbaan in te zien.
Nevenfuncties (4/8)
lid bestuur Stichting Katholieke Universiteit Nijmegen, van 1 januari 1977 tot 3 mei 1979
enkele commissariaten, tot mei 1979
lid bestuur Stichting Katholieke Universiteit Nijmegen, vanaf november 1981
voorzitter Structuurcommissie Computer Services Industrie, vanaf juni 1982
U ziet een selectie van de nevenfuncties. In de uitgebreide versie is een overzicht van nevenfuncties in te zien.
Opleiding
In de uitgebreide versie is een overzicht van de opleiding(en) opgenomen.
Activiteiten
als bewindspersoon (beleidsmatig)
Bracht in 1979 samen met minister Van Aardenne de Innovatienota uit. Daarin wordt ingegaan op de noodzaak tot technologische vernieuwing om daarmee de concurrentiepositie te kunnen versterken. In samenwerking van overheid, bedrijfsleven, onderzoeksinstellingen en adviserings- en adviesorganen moet hieraan worden gewerkt. Kernpunten zijn: het innovatievermogen van bedrijven zelf, de inzet van het Nederlandse reseach- en development-potentieel, advies en informatie met name ten behoeve van middelgrote en kleine ondernemingen en beïnvloeding van de vraag naar technologische vernieuwing door de overheid. De nota was grotendeels door zijn voorganger minister Peijnenburg voorbereid. (15.855)
Herstructureerde in 1979 en 1980 TNO, waardoor die organisatie een beter bestuur en beheer kreeg, en klantvriendelijker werd.
Bracht in 1980 een nota uit over het regeringsstandpunt ten aanzien van de aanbevelingen van de Adviesgroep Maatschappelijke Gevolgen van de Micro-elektronica (Commissie-Rathenau). De regering zal onder meer verkennende studies laten uitvoeren naar mogelijke toepassingen van micro-elektronica ten behoeve van energiebesparing, milieuvriendelijker productietechnieken en producten, hulpmiddelen voor gehandicapten en transportmiddelen. Er komt subsidie voor software-ontwikkeling. Nederland gaat zich inzetten voor internationale standaardisatie. Er komt planning voor specifieke scholing en er komen daarvoor financiële middelen en bekeken wordt welke bijdragen micro-elektronica kan bieden aan humanisering van de arbeid. De Commissie-Rathenau was door zijn voorganger in 1978 ingesteld. (16.407)
Familie/gezin
In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.