Tegen beter weten in

3 september 2010, column Bert van den Braak

CDA-fractievoorzitter Maxime Verhagen was deze week machtig genoeg om de problemen in zijn fractie op te lossen. Er was echter één probleem waarbij zijn macht uiteindelijk toch tekort zou zijn geschoten: de Eerste Kamer. Terecht vroegen de fractievoorzitters in de Eerste Kamer (uitgezonderd die van VVD en CDA) vorige week aandacht voor de positie van het kabinet dat VVD, CDA en PVV aan het vormen waren. Om te kunnen overleven was dat kabinet zeker tot juni volgend jaar immers afhankelijk van de houding van de oppositie in de Senaat.

Dat kabinet had zich in dat opzicht weinig illusies hoeven te maken. Hier en daar wordt nog wel eens het geluid gehoord dat de Eerste Kamer het politieke primaat van de Tweede Kamer erkent en zich meestal terughoudend opstelt - en dat dit zelfs wenselijk is. Dé Eerste Kamer bestaat in dat opzicht echter niet. Als er Eerste Kamerleden zijn die bereid zijn zich terughoudend op te stellen, dan hebben we het over leden van regeringsfracties. Die willen nog wel eens over ernstige bezwaren heenstappen als de coalitie in gevaar komt (zeker als met een crisis wordt gedreigd).

Dat was bijvoorbeeld het geval in 1988 bij de Harmonisatiewet HBO-WO, toen de VVD dreigde tegen te stemmen. En in 1991 liet CDA-fractievoorzitter Kaland voor de stemming over een wetsvoorstel tot verhoging van het huurwaardeforfait weten dat zijn fractie ondanks overwegende bezwaren tegen het wetsvoorstel, haar stem daaraan niet zou onthouden. De fractie, zo zei Kaland, wenste geen verantwoordelijkheid te dragen voor een kabinetscrisis.

Voor de oppositie gelden dergelijke overwegingen uiteraard niet. In 1999 had de CDA-fractie er geen enkele moeite mee om tegen het voorstel te stemmen over het correctief referendum, net zomin als de PvdA-fractie er in 2005 moeite mee had om het wetsvoorstel over de gekozen burgemeester om zeep te helpen. Dat in 1999 een crisis ontstond en in 2005 de positie van minister De Graaf in gevaar kwam, was daarbij voor de oppositie geen enkele belemmering (integendeel).

Er is toch niemand die gelooft dat bijvoorbeeld SP-fractievoorzitter Tiny Kox op het SP-congres kan komen melden: beste partijgenoten, we vonden het wetsvoorstel van het kabinet waardeloos, maar zoals u weet stellen wij ons altijd terughoudend op en dus hebben we toch maar vóór gestemd.

Staatsrechtelijk verhindert niets de Eerste Kamer(meerderheid) om te stemmen zoals zij goeddunkt. Juist CDA en VVD verdedigden steeds het vetorecht. In 2002 liet CDA-woordvoerster Bemelmans-Videc bij een debat over de positie van de Eerste Kamer weten dat haar fractie geen behoefte had aan een nadere discussie over die positie of over invoering van een terugzendrecht. VVD-woordvoerster Van den Broek-Laman Trip sloot zich daarbij toen aan en verdedigde de politieke toetsing van wetsvoorstellen door de Eerste Kamer.

Vraag voor de oppositionele meerderheid tegen een VVD-CDA-PVV-kabinet was vooral geweest: wachten we de voorstellen van het kabinet af of laten we direct weten geen vertrouwen te hebben. Niets had echter de oppositie verhinderd om direct na de regeringsverklaring een interpellatie aan te vragen om van de minister-president te vernemen hoe hij dacht zijn regeringsprogramma uit te gaan voeren.

Het zal de Eerste Kamer (als instituut) ongetwijfeld niet in dank worden afgenomen als zij een moeizaam gevormd kabinet direct de wacht aanzegt. SP, GroenLinks, D66 en (in mindere mate) PvdA hadden zich ongetwijfeld weinig bekommerd om dat mogelijke prestigeverlies van de Senaat. Als is te voorzien dat het hoe dan ook tot een confrontatie komt, omdat belangrijke onderdelen van het wetgevend programma toch niet op een meerderheid kunnen rekenen, dan kunnen de woorden die Van Oldenbarnevelt tegen zijn beul sprak maar het beste in gedachten worden gehouden: maak het kort. Dat geldt ook voor de Eerste Kamer.

Als kabinetsvormers zich er niet van vergewissen of een kabinet vruchtbaar met de Staten-Generaal kan samenwerken, is dat vragen om moeilijkheden. Oppositiepartijen in de Eerste Kamer kan moeilijk een verwijt worden gemaakt als zij meteen laten weten hoe zij zich tegenover een nieuw kabinet opstellen. De oppositiepartijen zouden het een kabinet van VVD, CDA en PVV ongetwijfeld onmogelijk hebben gemaakt een krachtig regeringsbeleid te voeren. In die zin was die poging sowieso gedoemd te mislukken.



Andere recente columns