Caspar van den Berg: hoe de overheid moet omgaan met het onbehagen buiten de randstad

Caspar van den Berg, bijzonder hoogleraar bij het Instituut Bestuurskunde, bespreekt in de Volkskrant de verschillen die hij ervaarde tussen de stad en het platteland. Hij is zelf opgegroeid op het platteland, maar heeft daarna gestudeerd en gewerkt in verschillende steden. Volgens Van den Berg moet de overheid uitgaan van de kracht van een gebied om het te laten ontwikkelen.

Volgens Van den Berg heeft de intensieve landbouw juist meer nadelen dan voordelen gebracht voor plattelandsbewoners die niet op een boerderij werken.' In de stikstofdiscussie is een vertekend beeld ontstaan, alsof het boerenbelang een op een met hun belang overeenkomt. Maar dat is een boer-zoekt-vrouwcliché, alsof iedereen die in een kleine kern woont verbonden is met het agrarisch bestaan.'

Hij vertelt: 'Er is niet alleen nieuw perspectief nodig voor de boeren die economische gevolgen gaan ondervinden van de landbouwtransitie, óók voor al die andere mensen in het landelijk gebied. Hoe blijven hun woonplekken leefbaar? Dat gaat over 35 procent van de Nederlanders, geen marginale groep.'

Alle middenpartijen zijn volgens Van den Berg niet scherp genoeg geweest op het uitkleden van het platteland. Veel liberalen waren lang alleen maar bezig met de vraag hoe de koek groter kon worden. Van den Berg vertelt: 'Inmiddels is er ook bij hen het voortschrijdend inzicht dat het wel degelijk uitmaakt hoe de koek beter wordt verdeeld, al is het maar om de boel bij elkaar te houden.'