Beroepskwalificaties: Commissie daagt België, Frankrijk en Duitsland voor Hof en start inbreukprocedure tegen Cyprus

De Commissie heeft besloten België, Frankrijk en Duitsland voor het Hof van Justitie van de EU te dagen omdat zij geen kennis hebben gegeven van de volledige omzetting van de wettelijke bepalingen van de EU betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (Richtlijn 2013/55/EU).

De herziene richtlijn moest uiterlijk op 18 januari 2016 in nationaal recht zijn omgezet. In verband hiermee heeft de Commissie in september 2016 met redenen omklede adviezen tot de Belgische, Franse en Duitse autoriteiten gericht. België, Frankrijk en Duitsland hebben de Commissie nog altijd geen kennis gegeven van de volledige omzetting van de richtlijn. Hoewel er met name in Duitsland en Frankrijk grote vooruitgang is geboekt, heeft de Commissie besloten de drie landen voor het Hof van Justitie van de EU te dagen. De Commissie zal het Hof verzoeken België een dagelijkse dwangsom van 22 260,48 EUR, Frankrijk een dagelijkse dwangsom van 53 287,52 EUR en Duitsland een dagelijkse dwangsom van 62 203,68 EUR op te leggen vanaf de dag waarop het Hof uitspraak doet tot de dag waarop de richtlijn volledig geïmplementeerd is en in de nationale wetgeving van kracht wordt.

Tegelijkertijd dringt de Commissie bij Cyprus aan op het opheffen van beperkingen inzake bepaalde beroepsregels die met het EU-recht onverenigbaar zijn. De Commissie zendt Cyprus een aanmaningsbrief wegens niet-erkenning van beroepsopleidingen op het gebied van techniek en architectuur die Cypriotische burgers in andere lidstaten hebben gevolgd, wat niet met Richtlijn 2005/36/EG lijkt te stroken. Bovendien eerbiedigen de nationale voorschriften niet ten volle het beginsel van automatische erkenning van door architecten in het buitenland verworven beroepskwalificaties, zoals vastgelegd in artikel 49 van Richtlijn 2005/36/EG.

Cyprus heeft nu twee maanden de tijd om de situatie te verhelpen; anders kan de Commissie besluiten Cyprus een met redenen omkleed advies te sturen.

Volgende stappen:

Indien het Hof van Justitie van de EU het standpunt van de Commissie bevestigt, moet de per dag verschuldigde dwangsom vanaf de dag waarop het Hof uitspraak doet of een door het Hof vastgestelde latere datum worden voldaan. Over het uiteindelijke bedrag van de dwangsom beslist het Hof, maar het bedrag mag niet hoger zijn dan wat de Commissie heeft voorgesteld.

Achtergrond:

De erkenning van beroepskwalificaties in de EU wordt geregeld door Richtlijn 2005/36/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2013/55/EU. De richtlijnen bieden een modern stelsel voor de erkenning van beroepskwalificaties en ‑ervaring in de hele EU. Hiermee worden de arbeidsmarkten flexibeler en wordt de dienstverlening verder geliberaliseerd; ook wordt hierdoor de automatische erkenning van beroepskwalificaties in de EU-landen bevorderd.

Beroepsbeoefenaren die zich in andere lidstaten wensen te vestigen of daar hun diensten willen aanbieden, kunnen hun kwalificaties gemakkelijker laten erkennen, en tegelijkertijd wordt consumenten en burgers een betere bescherming gegarandeerd.

In de praktijk kan de Commissie het Hof overeenkomstig artikel 260, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verzoeken geldelijke sancties aan een lidstaat op te leggen indien deze een EU-richtlijn niet binnen de vereiste termijn in nationale wetgeving omzet. De sancties houden rekening met:

  • de ernst van de inbreuk;
  • de duur van de inbreuk;
  • het afschrikkend effect in het licht van de draagkracht van de betrokken lidstaat.

Meer informatie

  • Voor de voornaamste beslissingen in het kader van het inbreukenpakket voor december 2017, zie het volledige MEMO/17/4767.

IP/17/4773

 

Contactpersoon voor de pers:

Voor het publiek: Europe Direct per telefoon 00 800 67 89 10 11 of e-mail