Kwetsbare democratie?

1 december 2017, column Bert van den Braak

Net als bij de democratische betrokkenheid van burgers is het de vraag of de Staatscommissie erg concrete aanbevelingen zal kunnen doen ten aanzien van de (digitale) aantasting van democratische processen. Als er daarvoor al oplossingen zijn, dan lijken die vooral op technologisch vlak te liggen of bij bewustwording van zowel consumenten als aanbieders. Voor zover het gaat om pogingen van criminelen om te infiltreren in het bestuur lijken vooral strafrechtelijke maatregelen voor de hand te liggen. Het bevorderen van grotere alertheid is wellicht het belangrijkste.

De Staatscommissie noemt in haar probleemanalyse als mogelijke oorzaken voor aantasting van het vertrouwen zowel manipulatie, door bijvoorbeeld valse berichtgeving, als grootschalig misbruik van digitale technieken. Bij dat laatste kan worden gedacht aan het hacken van websites, gebruik van digitale trollen en inmenging in het verkiezingsproces. Of dit alles al speelt of recentelijk in ons land heeft gespeeld, is de vraag. Bovendien weten we dan al helemaal niet of en in hoeverre er impact was.

Onjuiste - vaker onvolledige - of eenzijdige informatie is op zich geen nieuw verschijnsel. Tegenwoordig kan er echter sprake zijn van een sluipend proces, waarbij aanbieders van diensten via algoritmen informatie kunnen sturen. Dan lees je wat volgens een door anderen vastgesteld profiel wenselijk is, zonder je daarvan bewust te zijn. Daar ligt allereerst een verantwoordelijkheid voor de aanbieders, zoals Facebook en Google. In hoeverre er impact van dit alles is, is moeilijk uit te maken. Mij lijkt dat jarenlange berichtgeving in een deel van de traditionele Britse pers een veel grotere rol speelde bij de uitkomst van het brexit-referendum dan digitale misinformatie. Als daarnaast politici als Boris Johnson ongehinderd onjuiste verhalen kunnen vertellen, zoals dat die 'vreselijke' EU verordonneert hoe krom de bananen mogen zijn, dan heb je geen digitale trollen nodig om de mening te (mis)vormen. Het kunnen met andere woorden net zo goed politici zijn die nepnieuws verspreiden of - minder extreem maar waarschijnlijk effectiever - de waarheid geweld aan doen.

Het informatieprobleem is veel breder dan alleen digitaal. Het raakt aan de integriteit van media en aan de geloofwaardigheid van politici, wetenschappers en instituten. Informatie ontbeert steeds meer 'kwaliteits- en/of betrouwbaarheidsstempels'. Maar vraag is of die laatste echt zouden helpen. Statistieken wijzen uit dat inenting tegen kinderziekten effectief is, maar zelfs onder hoger opgeleiden zijn er die dat niet willen geloven en hun kinderen die bescherming onthouden. De veelheid aan informatie verlaagt de drempel voor eigen oordeelsvorming, maar dat is niet per se een goede ontwikkeling. Inzetten op kwaliteit is wel belangrijk.

Het bewerkstelligen van een revival voor de 'kwaliteitskrant' is niet eenvoudig. Die kranten bereiken slechts een beperkt deel van de bevolking. Het zelfde geldt voor 'instituten' als het NOS-journaal. Of hier een rol voor de overheid is weggelegd, is de vraag. Overheidssteun voor commerciële bedrijven is onmogelijk en een al te sterke sturing leidt al snel tot het verwijt dat er sprake is van staatspropaganda. Het zijn uiteindelijk burgers zelf die voor 'kwaliteit' zullen moeten kiezen, maar media hebben dan de verplichting om kwaliteit te leveren. In een harde concurrentiestrijd is de kans op te snelle en daardoor onzorgvuldige berichtgeving groter geworden. Scoren met een primeur is mooi, maar als snel daarna blijkt dat het toch iets anders ligt, komt dat als een boemerang terug. Zie je wel, zullen sommigen dan zeggen, zelfs die krant of dat programma is niet te vertrouwen.

Het infiltreren van ongewenste personen (criminelen) in partijen of vertegenwoordigende organen lijkt mij een minder groot gevaar. Het is denkbaar, maar al onze instellingen hebben checks and balances. Als een wethouder plotseling erg 'vriendelijk' is voor bepaalde bedrijven, zal dat allicht opvallen. Ook dan kunnen de media uiteraard een belangrijke rol spelen. Het gevaar is eerder dat er sprake is van cliëntelisme of dat een relatief kleine groep invloed uitoefent op de koers van een partij (vooral lokaal). Het dalende aantal leden van politieke partijen versterkt dat gevaar. Helemaal nieuw is dat overigens niet. De beweging 'Nieuw Links' in de PvdA in de jaren zestig was ook een relatief kleine groep. Zij had niettemin grote invloed op de koers van de partij. Dat burgers zich aanmelden bij partijen en daarin actief worden, hoort echter bij de normale gang van zaken. Wie vindt dat het in een partij de verkeerde kant opgaat, moet dan maar zelf in actie komen.

Ik denk dat onze democratie weerbaarder is dan soms wordt verondersteld. Dat digitale criminaliteit, maar ook afnemend vertrouwen in media en instituten zorgelijk zijn, is waar. Het vergt vooral bewustwording en alertheid. Politici, journalisten, wetenschappers, maar ook burgers hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid. Er lijkt tevens een rol weggelegd voor het onderwijs, dat jongeren moet leren zelfstandig een gefundeerde mening te vormen. De bevindingen van de Staatscommissie kunnen straks hopelijk bijdragen aan publiek debat over deze mogelijke bedreigingen.

Dit is de vierde column in een serie van zes die collega Van den Berg en ik wijden aan de even zovele thema’s van de ‘Probleemverkenning’ van de Staatscommissie parlementair stelsel.



Andere recente columns