Brexit: het begin van het einde van de EU?

Jan Rood is senior-onderzoeker bij Instituut Clingendael en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Leiden. 

‘Should the United Kingdom remain a member of the European Union or leave the European Union?’ Over die vraag mag de Britse bevolking zich op 23 juni in een referendum uitspreken. Mocht een meerderheid voor uittreding –de welbekende Brexit- kiezen, dan zou dat een eind maken aan meer dan veertig jaar Brits EU-lidmaatschap. Over de gevolgen van  zo’n stap bestaat veel onenigheid. Volgens voorstanders lonkt een toekomst waarin het Verenigd Koninkrijk bevrijd van het Brusselse juk zijn soevereiniteit en economische vitaliteit zal herwinnen. Het blijven-kamp voorspelt bij uittreding economische rampspoed, het uiteenvallen van het VK en zelfs instabiliteit op het Europese continent.

Wie het gelijk aan zijn kant heeft, is moeilijk te zeggen. Maar dat een Brits vertrek de al langer heersende sfeer van crises en onzekerheid binnen de EU zal versterken, is wel zeker. Tot een aantal jaren terug kon een dreigende Brexit immers gezien worden als een typisch Brits probleem. Als een logisch gevolg van een vanaf het eerste begin moeizame relatie tussen het VK en het Europese continent. Waar andere landen uit overtuiging lid werden van de EU, is daar in het Britse geval nooit sprake van geweest. Afstand, terughoudendheid, bij tijden vijandigheid zijn altijd kenmerkend geweest voor de Britse opstelling. Een opstelling die zich heeft vertaald in een lidmaatschap dat met opt-outs voor de Euro, Schengen en wat al niet meer als halfhartig kan worden beschouwd. In zekere zin is het referendum van 23 juni zo bezien merkwaardig. Het VK heeft immers alles wat het wil. Toegang tot de Europese markt en vrijstelling van die onderdelen van de EU waar het op tegen is.

Geen rimpeling, maar een schokgolf

Maar helaas kan een mogelijke Brexit niet langer als een incident worden beschouwd, als een rimpeling in de onstuitbare gang naar steeds verdere Europese eenwording. Mocht het zo ver komen, dan zal het een schokgolf binnen de Unie veroorzaken waarvan de gevolgen moeilijk te overzien zijn. Een Britse uittreding zou immers plaatsvinden op een moment dat de EU in al haar voegen kraakt. Dat heeft te maken met de economische crisis, de onenigheid over vluchtelingen, de instabiliteit rond de Unie, etc.. Maar het kraken is vooral een gevolg van de groeiende scepsis binnen meer en meer lidstaten over nut en noodzaak van Europese integratie. Een scepsis die binnen lidstaten sterk gevoed wordt door wantrouwen tegenover de politieke elite, onvrede over het eigen bestaan en onzekerheid over de toekomst.

Deze veenbrand van euroscepsis heeft zich in snel tempo over de EU verspreid, met Duitsland als laatste slachtoffer. Een Brits uittreden zal als koren op de molen werken van deze eurosceptische krachten met het risico van een uitslaande brand. Nu al laat onderzoek zien dat in een aantal lidstaten een meerderheid van de bevolking een referendum wenst over het EU-lidmaatschap van hun land. Die stemming zal slechts sterker worden bij een Britse uittreding. Zo bezien is het referendum van 23 juni een uitdrukking van de diepe crisis waarin de EU verkeert. Die crisis zal ook niet wegebben mocht de Britse bevolking voor ‘blijven’ stemmen. Los van het feit dat een tot op het bot verdeeld VK een nog lastiger partner zal blijken te zijn, hebben het referendumvirus en de euroscepsis zich daarvoor te diep genesteld binnen de lidstaten. 

Meer over Brexit? Op 1 juni 2016 organiseerde het Montesquieu Instituut een debat over het onderwerp. Jan Rood was één van de leden van het panel. Lees het verslag via deze link.


Deze bijdrage verscheen in de Hofvijver van 30 mei 2016.